Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. narrig:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for narrig from Dutch to English

narrig:

narrig adj

  1. narrig

Translation Matrix for narrig:

NounRelated TranslationsOther Translations
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
VerbRelated TranslationsOther Translations
cross afvallen; benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; overschrijden; oversteken; tegenvallen; tegenwerken; teleurstellen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cross narrig boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
peevish narrig chagrijnig; gemelijk; humeurig; knorrig; kregelig; kribbig; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd; stuurs; wrevelig

Related Words for "narrig":

  • narrige

Wiktionary Translations for narrig:


Cross Translation:
FromToVia
narrig morose missmutig — schlecht gelaunt, mürrisch
narrig grumpy mürrischmissmutig