Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opkikkeren:


Dutch

Detailed Translations for opkikkeren from Dutch to English

opkikkeren:

opkikkeren verb (kikker op, kikkert op, kikkerde op, kikkerden op, opgekikkerd)

  1. opkikkeren (opknappen)
    to cheer up
    – become cheerful 1
    • cheer up verb (cheers up, cheered up, cheering up)
    to spruce up; to brighten
    • spruce up verb (spruces up, spruced up, sprucing up)
    • brighten verb (brightens, brightened, brightening)

Conjugations for opkikkeren:

o.t.t.
  1. kikker op
  2. kikkert op
  3. kikkert op
  4. kikkeren op
  5. kikkeren op
  6. kikkeren op
o.v.t.
  1. kikkerde op
  2. kikkerde op
  3. kikkerde op
  4. kikkerden op
  5. kikkerden op
  6. kikkerden op
v.t.t.
  1. ben opgekikkerd
  2. bent opgekikkerd
  3. is opgekikkerd
  4. zijn opgekikkerd
  5. zijn opgekikkerd
  6. zijn opgekikkerd
v.v.t.
  1. was opgekikkerd
  2. was opgekikkerd
  3. was opgekikkerd
  4. waren opgekikkerd
  5. waren opgekikkerd
  6. waren opgekikkerd
o.t.t.t.
  1. zal opkikkeren
  2. zult opkikkeren
  3. zal opkikkeren
  4. zullen opkikkeren
  5. zullen opkikkeren
  6. zullen opkikkeren
o.v.t.t.
  1. zou opkikkeren
  2. zou opkikkeren
  3. zou opkikkeren
  4. zouden opkikkeren
  5. zouden opkikkeren
  6. zouden opkikkeren
diversen
  1. kikker op!
  2. kikkert op!
  3. opgekikkerd
  4. opkikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opkikkeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brighten opkikkeren; opknappen blij maken; in verrukking brengen; opklaren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken; wolken verdwijnen
cheer up opkikkeren; opknappen bemoedigen; blij maken; fleurig maken; opbeuren; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden
spruce up opkikkeren; opknappen gladmaken; gladwrijven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
cheer up komaan