Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opwaaien:


Dutch

Detailed Translations for opwaaien from Dutch to English

opwaaien:

opwaaien verb (waai op, waait op, waaide op, waaiden op, opgewaaid)

  1. opwaaien
    to blow up
    • blow up verb (blows up, blowing up)

Conjugations for opwaaien:

o.t.t.
  1. waai op
  2. waait op
  3. waait op
  4. waaien op
  5. waaien op
  6. waaien op
o.v.t.
  1. waaide op
  2. waaide op
  3. waaide op
  4. waaiden op
  5. waaiden op
  6. waaiden op
v.t.t.
  1. ben opgewaaid
  2. bent opgewaaid
  3. is opgewaaid
  4. zijn opgewaaid
  5. zijn opgewaaid
  6. zijn opgewaaid
v.v.t.
  1. was opgewaaid
  2. was opgewaaid
  3. was opgewaaid
  4. waren opgewaaid
  5. waren opgewaaid
  6. waren opgewaaid
o.t.t.t.
  1. zal opwaaien
  2. zult opwaaien
  3. zal opwaaien
  4. zullen opwaaien
  5. zullen opwaaien
  6. zullen opwaaien
o.v.t.t.
  1. zou opwaaien
  2. zou opwaaien
  3. zou opwaaien
  4. zouden opwaaien
  5. zouden opwaaien
  6. zouden opwaaien
diversen
  1. waai op!
  2. waait op!
  3. opgewaaid
  4. opwaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opwaaien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blow up opwaaien aandikken; iets overdreven voorstellen; losbreken; ontploffen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; zich met geweld losbreken