Dutch

Detailed Translations for snaaien from Dutch to English

snaaien:

snaaien verb (snaai, snaait, snaaide, snaaiden, gesnaaid)

  1. snaaien (wegkapen; grissen; grijpen; )
    to grasp; caught; to snatch; to seize; to grip; to catch; to snatch away; to drag; to clutch; to yearn; to reach; to slog away; to toil and moil; to rummage about; to rout; to clasp; to pilfer; to snout; to slave away; to stick; to root; to scratch
    • grasp verb (grasps, grasped, grasping)
    • caught verb
    • snatch verb (snatchs, snatched, snatching)
    • seize verb (seizes, seized, seizing)
    • grip verb (grips, gripped, gripping)
    • catch verb (catches, catched, catching)
    • snatch away verb (snatchs away, snatched away, snatching away)
    • drag verb (drags, dragged, dragging)
    • clutch verb (clutchs, clutched, clutching)
    • yearn verb (yearns, yearned, yearning)
    • reach verb (reachs, reached, reaching)
    • slog away verb (slogs away, slogged away, slogging away)
    • toil and moil verb (toils and moil, toiled and moiled, toiling and moiling)
    • rummage about verb (rummages about, rummaged about, rummaging about)
    • rout verb (routs, routed, routing)
    • clasp verb (clasps, clasped, clasping)
    • pilfer verb (pilfers, pilfered, pilfering)
    • snout verb (snouts, snouted, snouting)
    • slave away verb (slaves away, slaved away, slaving away)
    • stick verb (sticks, sticked, sticking)
    • root verb (roots, rooted, rooting)
    • scratch verb (scratches, scratched, scratching)
  2. snaaien (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    to expropriate; to snitch; to steal; to rob; to purloin; to take; to take away; to swipe; to pinch; to snatch; to make off with; to filch; to pilfer; cadge; to collar; to nick; to go thieving
    • expropriate verb (expropriates, expropriated, expropriating)
    • snitch verb (snitches, snitched, snitching)
    • steal verb (steals, stole, stealing)
    • rob verb (robs, robbed, robbing)
    • purloin verb (purloins, purloined, purloining)
    • take verb (takes, took, taking)
    • take away verb (takes away, took away, taking away)
    • swipe verb (swipes, swiped, swiping)
    • pinch verb (pinches, pinched, pincing)
    • snatch verb (snatchs, snatched, snatching)
    • make off with verb (makes off with, made off with, making off with)
    • filch verb (filches, filched, filching)
    • pilfer verb (pilfers, pilfered, pilfering)
    • cadge verb
    • collar verb (collars, collared, collaring)
    • nick verb (nicks, nicked, nicking)
    • go thieving verb (goes thieving, went thieving, going thieving)
  3. snaaien (stelen; gappen; wegpikken; weggraaien)
    to steal; to snatch away; to make off with; to pilfer; to snatch off
    • steal verb (steals, stole, stealing)
    • snatch away verb (snatchs away, snatched away, snatching away)
    • make off with verb (makes off with, made off with, making off with)
    • pilfer verb (pilfers, pilfered, pilfering)
    • snatch off verb (snatchs off, snatched off, snatching off)

Conjugations for snaaien:

o.t.t.
  1. snaai
  2. snaait
  3. snaait
  4. snaaien
  5. snaaien
  6. snaaien
o.v.t.
  1. snaaide
  2. snaaide
  3. snaaide
  4. snaaiden
  5. snaaiden
  6. snaaiden
v.t.t.
  1. heb gesnaaid
  2. hebt gesnaaid
  3. heeft gesnaaid
  4. hebben gesnaaid
  5. hebben gesnaaid
  6. hebben gesnaaid
v.v.t.
  1. had gesnaaid
  2. had gesnaaid
  3. had gesnaaid
  4. hadden gesnaaid
  5. hadden gesnaaid
  6. hadden gesnaaid
o.t.t.t.
  1. zal snaaien
  2. zult snaaien
  3. zal snaaien
  4. zullen snaaien
  5. zullen snaaien
  6. zullen snaaien
o.v.t.t.
  1. zou snaaien
  2. zou snaaien
  3. zou snaaien
  4. zouden snaaien
  5. zouden snaaien
  6. zouden snaaien
en verder
  1. ben gesnaaid
  2. bent gesnaaid
  3. is gesnaaid
  4. zijn gesnaaid
  5. zijn gesnaaid
  6. zijn gesnaaid
diversen
  1. snaai!
  2. snaait!
  3. gesnaaid
  4. snaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snaaien:

NounRelated TranslationsOther Translations
catch buit; deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting
clasp grendel; knip; knipbeugel; schuif; sluitinrichting voor deur of raam
clutch koppelingspedaal; ontkoppelingspedaal; versnellingspedaal
collar boord; boordje; gareel; halsband; halskraag; harnas; kraag; kraagje; leiband; toom; tuig
drag aanstoot; dreg; dreganker; dreghaak; ergernis; haal; haaltje; irritatie; jachtwagen; luchtweerstand; misnoegen; trekje; trekje aan een sigaret
grasp begrijpen; inzicht
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
nick inkeping; inkerving; keep; kerf; kerfsnede
pinch afsnoepen; kneep; knijpbeweging; knijpen
reach afstand; baan; baanvak; bandbreedte; bereik; draagwijdte; etappe; pad; range; reikwijdte; ronde; route; tournee; traject; verspreidingsgebied; weg
root hoofdmap
scratch krab; krabwond; kras; lijn; schram; schrammetje; schreef
snitch snufferd
snout bek; muil; smoel; smoelwerk; tater; waffel
steal afsnoepen
stick baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
swipe handslag
take baat; gewin; profijt; winst
VerbRelated TranslationsOther Translations
cadge achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; klaplopen; ontfutselen; op iemands zak teren; parasiteren; pikken; schooieren
catch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; grijpen; inpakken; inpalmen; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; prooizoeken; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen
caught graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
clasp graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klampen; klemmen; knellen; omklemmen; vastklampen; vastpakken
clutch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen klemmen; knellen; omklemmen
collar achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
drag graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanslepen; dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; zeulen
expropriate achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken onteigenen
filch achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
go thieving achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
grasp graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; begrijpen; beseffen; doorzien; grijpen; inzien; klemmen; knellen; met het verstand vatten; omklemmen; onderkennen; realiseren; snappen; vastklampen; vastpakken
grip graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klauwen; klemmen; knellen; omklemmen; pakken; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken
make off with achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
nick achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; creneleren; gappen; inpikken; insnijden; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
pilfer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achteroverdrukken; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
pinch achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; afpakken; aftroggelen; bietsen; drukken; gappen; grissen; inpikken; jatten; knellen; ontfutselen; ontvreemden; pikken; stelen; strak zitten; vastknijpen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
purloin achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
reach graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen bereiken; doordringen; komen tot; penetreren in; reiken
rob achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; inbreken; ladelichten; overrompelen; overvallen; roven
root graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen doorwroeten; vastgroeien; woelen; wortel schieten; wortelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
rout graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen doorwroeten; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
rummage about graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen
scratch graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen afkrabben; bekrassen; krassen; schrapen; schrappen; zich krabben
seize graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; klauwen; klemmen; knellen; kopen; omklemmen; oppakken; pakken; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; zich bedienen
slave away graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slog away graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
snatch achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afpakken; aftroggelen; beroven; betrappen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken; roven; snappen; wegrukken
snatch away gappen; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; stelen; weggraaien; wegkapen; wegpikken wegrukken
snatch off gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
snitch achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
snout graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
steal achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; afsnoepen; floepen; gappen; glippen; inpikken; jatten; ontstelen; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegglippen; wegkapen; wegpikken
stick graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; haperen; iets vastkleven; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; plakken; samenplakken; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken
swipe achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achteroverdrukken; doorhalen; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; snel bewegen; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
take achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aangrijpen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanwenden; accepteren; afhalen; afnemen; benutten; bezetten; bezigen; cadeau aannemen; gebruik maken van; gebruiken; grijpen