Dutch

Detailed Translations for snel from Dutch to English

snel:


Translation Matrix for snel:

NounRelated TranslationsOther Translations
expert deskundige; expert; piet; specialist; specialiste; vakkundige; vakman
fast onthouden; vasten
rapid stroomversnelling
swift gierzwaluw; steenzwaluw; torenzwaluw
trendy hippe vogel
VerbRelated TranslationsOther Translations
fast abstineren; vasten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
adroit rap; snel; vlot; vlug bedreven; behendig; bekwaam; geoefend; handig; kundig; vaardig
agile rap; snel; vlot; vlug alert; geagiteerd; levendig; oplettend; uitgeslapen; verhit; wakker
brisk rap; snel; vlot; vlug alert; beslist; blij; blijmoedig; dartel; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; oplettend; tierig; uitgeslapen; vrolijk; wakker
clever rap; snel; vlot; vlug adrem; bedachtzaam; bijdehand; briljant; clever; correct; doordacht; gehaaid; geleerd; geniaal; gevat; gewiekst; gis; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
dapper flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
dexterous rap; snel; vlot; vlug behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
expert rap; snel; vlot; vlug behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig
fashionable flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; mondain; werelds
fledged rap; snel; vlot; vlug
handy rap; snel; vlot; vlug behendig; bekwaam; handig; handzaam; kundig; nuttig; vaardig
neat rap; snel; vlot; vlug behendig; bekwaam; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; decent; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; fideel; fleurig; geestig; handig; jolig; keurig; kies; kleurig; kundig; kwiek; levendig; lustig; manierlijk; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; respectabel; schoon; sec; uitgelaten; vaardig; vrolijk; wakker; welgemoed; welvoeglijk; zindelijk; zonnig
nimble flitsend; hip; modieus; rap; snel; trendy; vlot; vlug behendig; bekwaam; gehaaid; gevat; gewiekst; handig; kundig; lichtvoetig; snedig; snelvoetig; uitgeslapen; vaardig
quick direct; gauw; gezwind
rapid rap; snel; vlot; vlug abrupt; alert; direct; eensklaps; gauw; gezwind; ineens; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; oplettend; plots; plotseling; plotsklaps; uitgeslapen; wakker
skilful rap; snel; vlot; vlug bedreven; behendig; bekwaam; briljant; clever; geoefend; handig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
skillful rap; snel; vlot; vlug bedreven; behendig; bekwaam; briljant; clever; geoefend; handig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; magistraal; meesterlijk; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
snappy flitsend; hip; snel; trendy; vlot bits; fel; hanig; kattig; kortaf; korzelig; onvriendelijk; pinnig; scherp; snauwend; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; wrevelig
snazzy flitsend; hip; snel; trendy; vlot
speedy rap; snel; vlot; vlug abrupt; direct; eensklaps; gauw; gezwind; ineens; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; plots; plotseling; plotsklaps
sprightly flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
spry flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
stylish flitsend; hip; snel; trendy; vlot chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
swift rap; snel; vlot; vlug abrupt; direct; eensklaps; gauw; gezwind; ineens; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; plots; plotseling; plotsklaps
trendy flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
- gauw; hard; vlug
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
fashionable modieus
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bright flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; blinkend; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gevat; glimmend; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snugger; spiritueus; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig
fast rap; snel; vlot; vlug abrupt; eensklaps; haastig; ineens; kortstondig; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; terloops; vluchtig
quick rap; snel; vlot; vlug abrupt; alert; bruusk; eensklaps; gehaaid; gevat; gewiekst; ineens; lichtvoetig; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; oplettend; plots; plotseling; plotsklaps; schielijk; snedig; snelvoetig; uitgeslapen; wakker
worldly minded flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot

Related Words for "snel":


Synonyms for "snel":


Antonyms for "snel":


Related Definitions for "snel":

  1. met grote vaart1
    • Jan reed snel naar huis1
  2. wat niet veel tijd kost1
    • ik eet snel mijn bord leeg1

Wiktionary Translations for snel:

snel
adjective
  1. in korte tijd
snel
adverb
  1. with great speed
  2. rapidly, fast
adjective
  1. capable of moving with great speed
  2. moving or operating quickly
  3. simple, easy, or quick; convenient
  4. moving with speed
  5. occurring in a short time
  6. Very swift or quick
  7. rapid and without delay
  8. active, brisk

Cross Translation:
FromToVia
snel fast; quick; swift; rapid schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
snel fast; quick; swift zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung
snel fast; quick; rapid; speedy; swift; expeditious; prompt rapide — Qui se meut avec vitesse

snellen:

snellen verb (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)

  1. snellen (spoeden)
    to rush; to hurry; to speed up; to haste; to hasten
    • rush verb (rushs, rushed, rushing)
    • hurry verb (hurries, hurried, hurrying)
    • speed up verb (speeds up, speeded up, speeding up)
    • haste verb (hastes, hasted, hasting)
    • hasten verb (hastens, hastened, hastening)
  2. snellen (zich haasten; opschieten; jagen; )
    to rush; to hurry up; to hasten; to hurry
    • rush verb (rushs, rushed, rushing)
    • hurry up verb (hurries up, hurried up, hurrying up)
    • hasten verb (hastens, hastened, hastening)
    • hurry verb (hurries, hurried, hurrying)

Conjugations for snellen:

o.t.t.
  1. snel
  2. snelt
  3. snelt
  4. snellen
  5. snellen
  6. snellen
o.v.t.
  1. snelde
  2. snelde
  3. snelde
  4. snelden
  5. snelden
  6. snelden
v.t.t.
  1. ben gesneld
  2. bent gesneld
  3. is gesneld
  4. zijn gesneld
  5. zijn gesneld
  6. zijn gesneld
v.v.t.
  1. was gesneld
  2. was gesneld
  3. was gesneld
  4. waren gesneld
  5. waren gesneld
  6. waren gesneld
o.t.t.t.
  1. zal snellen
  2. zult snellen
  3. zal snellen
  4. zullen snellen
  5. zullen snellen
  6. zullen snellen
o.v.t.t.
  1. zou snellen
  2. zou snellen
  3. zou snellen
  4. zouden snellen
  5. zouden snellen
  6. zouden snellen
diversen
  1. snel!
  2. snelt!
  3. gesneld
  4. snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snellen [het ~] noun

  1. het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
    the running; the racing

Translation Matrix for snellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
haste gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
hurry gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
racing hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
running hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geloop; geren; lopen; rennen
rush aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
haste snellen; spoeden
hasten ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden accelereren; bespoedigen; opjagen; tempo maken; verhaasten; versnellen
hurry ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; opjagen; overhaasten; spoeden; tempo maken; tempomaken; voortmaken; zich spoeden
hurry up ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rush ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden draven; haasten; hard rennen; hollen; jachten; opjagen; pezen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten
speed up snellen; spoeden accelereren; bespoedigen; gang maken; hard draven; verhaasten; versnellen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
running doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; lopend; snellopend
rush rieten

Wiktionary Translations for snellen:

snellen
verb
  1. intransitive: to hurry
  2. to run away with quick light steps

Cross Translation:
FromToVia
snellen run courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Related Translations for snel