Dutch

Detailed Translations for trek from Dutch to English

trek:

trek [de ~ (m)] noun

  1. de trek (luchtzuiging; tocht)
    the draft; the air lock
  2. de trek (hongergevoel; honger; hongerigheid)
    the hunger; the appetite
  3. de trek (ruk; haal)
    the pull
  4. de trek (zin om iets te eten; zin)

Translation Matrix for trek:

NounRelated TranslationsOther Translations
air lock luchtzuiging; tocht; trek
appetite eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin
draft luchtzuiging; tocht; trek concept; klad; kladschrift; kladwerk; lichting; model; ontwerp; opmaken; opstellen; proefversie; redigeren; schets; schetstekening; tekening; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
feel like a bite trek; zin; zin om iets te eten
hunger eetlust; honger; hongergevoel; hongerigheid; lust; trek; zin begeerte; heftig verlangen; honger; lust
pull haal; ruk; trek aantrekken; haal; haaltje; invloed; pull; straktrekken; trekje; trekje aan een sigaret
- eetlust
VerbRelated TranslationsOther Translations
hunger een sterke begeerte hebben naar; hongeren; hongeren naar; hongerlijden; verhongeren; verrekken
pull aftrekken; pull; rukken; sleuren; trekken; voorttrekken; zich aftrekken

Related Words for "trek":


Synonyms for "trek":


Related Definitions for "trek":

  1. zin in eten1
    • Anna heeft geen trek vanavond1
  2. het verhuizen naar een ander gebied1
    • de trek van de wintervogels is begonnen1
  3. lijn in het gezicht1
    • hij heeft de trekken van zijn vader1
  4. één keer zuigen aan een sigaret1
    • mag ik een trekje van je sigaret?1

Wiktionary Translations for trek:

trek
noun
  1. iets dat iemand karakteriseert
  2. verlangen naar eten
trek
noun
  1. distinctive feature
  2. space between the rifling grooves in a gun
  3. need for food
  4. one of the physical constituents of the face
  5. draw through a flue
  6. current of air
  7. desire of or relish for food
  8. short inhalation of breath

Cross Translation:
FromToVia
trek feature; trait; attribute; characteristic trait — (vieilli) action de tirer une voiture par des animaux.

trekken:

trekken verb (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)

  1. trekken (voorttrekken)
    to draw; to drag along; to pull; to haul; to lug
    • draw verb (draws, drew, drawing)
    • drag along verb (drags along, dragged along, dragging along)
    • pull verb (pulls, pulled, pulling)
    • haul verb (hauls, hauled, hauling)
    • lug verb (lugs, lugged, lugging)
  2. trekken (rukken)
    – met kracht naar je toehalen 1
    to pull
    – apply force so as to cause motion towards the source of the motion 2
    • pull verb (pulls, pulled, pulling)
      • pull the string gently2
      • pull the trigger of the gun2
      • pull your knees towards your chin2
    to tug
    – pull hard 2
    • tug verb (tugs, tugged, tugging)
      • The prisoner tugged at the chains2
      • This movie tugs at the heart strings2
  3. trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
    to travel; to hike; to travel about
    • travel verb (travels, travelled, travelling)
    • hike verb (hikes, hiked, hiking)
    • travel about verb (travels about, travelled about, travelling about)
  4. trekken
    to draw
    – To prepare a bill of exchange or a promissory note. 3
    • draw verb (draws, drew, drawing)

Conjugations for trekken:

o.t.t.
  1. trek
  2. trekt
  3. trekt
  4. trekken
  5. trekken
  6. trekken
o.v.t.
  1. trok
  2. trok
  3. trok
  4. trokken
  5. trokken
  6. trokken
v.t.t.
  1. heb getrokken
  2. hebt getrokken
  3. heeft getrokken
  4. hebben getrokken
  5. hebben getrokken
  6. hebben getrokken
v.v.t.
  1. had getrokken
  2. had getrokken
  3. had getrokken
  4. hadden getrokken
  5. hadden getrokken
  6. hadden getrokken
o.t.t.t.
  1. zal trekken
  2. zult trekken
  3. zal trekken
  4. zullen trekken
  5. zullen trekken
  6. zullen trekken
o.v.t.t.
  1. zou trekken
  2. zou trekken
  3. zou trekken
  4. zouden trekken
  5. zouden trekken
  6. zouden trekken
en verder
  1. ben getrokken
  2. bent getrokken
  3. is getrokken
  4. zijn getrokken
  5. zijn getrokken
  6. zijn getrokken
diversen
  1. trek !
  2. trekt !
  3. getrokken
  4. trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
draw attractie; trekking; trekpleister
haul belading; lading; last; vracht
hike dwaaltocht; expeditie; kuier; loopje; mars; omloop; ommetje; omzwerving; reis; rit; tocht; tochtje; toer; trektocht; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht; zwerftocht
pull aantrekken; haal; haaltje; invloed; pull; ruk; straktrekken; trek; trekje; trekje aan een sigaret
travel reis
tug sleper
VerbRelated TranslationsOther Translations
drag along trekken; voorttrekken meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen
draw trekken; voorttrekken afbeelden; afsluiten; bijtrekken; dichtdoen; erbij trekken; krabbelen; lenen; naartoe trekken; ontlenen; portretteren; schilderen; sluiten; tekenen; toedoen; toemaken; uittekenen
haul trekken; voorttrekken aanslepen; eruit halen; met een takel ophijsen; slepen; sleuren; takelen; te voorschijn trekken
hike reizen; rondreizen; trekken; zwerven
lug trekken; voorttrekken sjorren
pull rukken; trekken; voorttrekken aftrekken; pull; sleuren; zich aftrekken
travel reizen; rondreizen; trekken; zwerven afleggen; afreizen; heengaan; meters maken; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
travel about reizen; rondreizen; trekken; zwerven bereizen; rondtrekken
tug rukken; trekken sjorren

Related Words for "trekken":


Related Definitions for "trekken":

  1. een tocht maken1
    • hij trekt deze vakantie door Frankrijk1
  2. met kracht naar je toehalen1
    • als je aan het touw trekt, gaat de deur open1
  3. verhuizen naar een ander gebied1
    • in de winter trekken de ooievaars naar het zuiden1
  4. verplaatsen door naar je toe te halen1
    • het paard trekt de wagen1

Wiktionary Translations for trekken:

trekken
verb
  1. op een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
  2. een lijn aanbrengen
  3. een lange tocht uitvoeren
  4. aandacht opwekken
  5. nog te sorteren
trekken
verb
  1. to travel, to make a trip or voyage
  2. to deviate gently from the intended direction of travel
  3. to determine the result of a lottery
  4. to pull out
  5. arouse interest
  6. apply force to (something) so it comes towards one

Cross Translation:
FromToVia
trekken draw a bill of exchange trassierenGeschäftsleben: einen Wechsel auf einen anderen ziehen oder ausstellen
trekken travel wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
trekken migrate; move wandern — (häufig, in regelmäßigen Abständen) den Aufenthaltsort wechseln
trekken pull; draw ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen
trekken draw ziehenZahn, Probe, Karte, Los: entnehmen
trekken draw ziehenbeim Rauchen: an Pfeife, Zigarette usw. saugen
trekken draw ziehenvon Tee oder Ähnlichem: mit der Zeit im Wasser seinen Geschmack entfalten
trekken drag; pull zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
trekken couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
trekken attract; draw; appeal; allure allécher — (figuré) Attirer par le plaisir, par l’espérance, par la séduction, etc.
trekken attract; draw; appeal; allure appâterattirer avec un appât.
trekken attract; decoy; lure; entice; induce; persuade; appeal to; draw attirertirer, faire venir à soi.
trekken draw; design dessiner — Reeprésenter par un dessin
trekken solicit; beg; implore; plead; appeal; beseech; attract; draw; allure solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.
trekken draw; haul; tug; draught; drawl; tow; twitch; extricate tirermouvoir vers soi, amener vers soi ou après soi.
trekken drag; tow; pull; trail; drag along trainertirer après soi.
trekken drag; tow; pull; trail; drag along traînertirer après soi.