Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uiteenhouden:


Dutch

Detailed Translations for uiteenhouden from Dutch to English

uiteenhouden:

uiteenhouden verb

  1. uiteenhouden (uit elkaar houden; onderscheiden)
    to perceive; to become aware of; to keep apart; to notice; to hold apart; to sense; to see; to find
    • perceive verb (perceives, perceived, perceiving)
    • become aware of verb (becomes aware of, becoming aware of)
    • keep apart verb (keeps apart, kept apart, keeping apart)
    • notice verb (notices, noticed, noticing)
    • hold apart verb (holds apart, held apart, holding apart)
    • sense verb (senses, sensed, sensing)
    • see verb (sees, saw, seeing)
    • find verb (finds, found, finding)

Translation Matrix for uiteenhouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
find ontdekking; uitdenking; uitvinding; vinding; vondst
notice bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; verwittiging
sense bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; bezinning; brein; denkvermogen; geest; hersens; inkeer; ratio; strekking; tendens; vernuft; verstand
VerbRelated TranslationsOther Translations
become aware of onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien
find onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aangetroffen worden; aantreffen; gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; tegenkomen; vinden
hold apart onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
keep apart onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden onderscheid maken; onderscheiden
notice onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
perceive onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
see onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; bezichtigen; bezien; gadeslaan; gewaarworden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; visualiseren; voelen; waarnemen; zien
sense onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden aanvoelen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; lucht krijgen van; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sense sensueel; wulps; zinlijk; zintuiglijke