Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aanraken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanraken from Dutch to Spanish

aanraken:

aanraken verb (raak aan, raakt aan, raakte aan, raakten aan, aangeraakt)

  1. aanraken (voelen)
    tocar

Conjugations for aanraken:

o.t.t.
  1. raak aan
  2. raakt aan
  3. raakt aan
  4. raken aan
  5. raken aan
  6. raken aan
o.v.t.
  1. raakte aan
  2. raakte aan
  3. raakte aan
  4. raakten aan
  5. raakten aan
  6. raakten aan
v.t.t.
  1. heb aangeraakt
  2. hebt aangeraakt
  3. heeft aangeraakt
  4. hebben aangeraakt
  5. hebben aangeraakt
  6. hebben aangeraakt
v.v.t.
  1. had aangeraakt
  2. had aangeraakt
  3. had aangeraakt
  4. hadden aangeraakt
  5. hadden aangeraakt
  6. hadden aangeraakt
o.t.t.t.
  1. zal aanraken
  2. zult aanraken
  3. zal aanraken
  4. zullen aanraken
  5. zullen aanraken
  6. zullen aanraken
o.v.t.t.
  1. zou aanraken
  2. zou aanraken
  3. zou aanraken
  4. zouden aanraken
  5. zouden aanraken
  6. zouden aanraken
diversen
  1. raak aan!
  2. raakt aan!
  3. aangeraakt
  4. aanrakende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanraken:

NounRelated TranslationsOther Translations
tocar aanraken aantikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
tocar aanraken; voelen aangaan; aanroeren; aanstippen; bespelen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; ten deel vallen; toekomen; toevallen; voelen
- aankomen; raken

Synonyms for "aanraken":


Antonyms for "aanraken":


Related Definitions for "aanraken":

  1. even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen1
    • ik kan het niet hebben dat hij me aanraakt1

Wiktionary Translations for aanraken:

aanraken
verb
  1. fysiek contact maken met iets

Cross Translation:
FromToVia
aanraken tocar touch — make physical contact with
aanraken tocar toucher — Mettre la main sur quelque chose

Related Translations for aanraken