Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. betasten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for betasten from Dutch to Spanish

betasten:

betasten verb (betast, betastte, betastten, betast)

  1. betasten (voelen; bevoelen)

Conjugations for betasten:

o.t.t.
  1. betast
  2. betast
  3. betast
  4. betasten
  5. betasten
  6. betasten
o.v.t.
  1. betastte
  2. betastte
  3. betastte
  4. betastten
  5. betastten
  6. betastten
v.t.t.
  1. heb betast
  2. hebt betast
  3. heeft betast
  4. hebben betast
  5. hebben betast
  6. hebben betast
v.v.t.
  1. had betast
  2. had betast
  3. had betast
  4. hadden betast
  5. hadden betast
  6. hadden betast
o.t.t.t.
  1. zal betasten
  2. zult betasten
  3. zal betasten
  4. zullen betasten
  5. zullen betasten
  6. zullen betasten
o.v.t.t.
  1. zou betasten
  2. zou betasten
  3. zou betasten
  4. zouden betasten
  5. zouden betasten
  6. zouden betasten
diversen
  1. betast!
  2. betast!
  3. betast
  4. betastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for betasten:

NounRelated TranslationsOther Translations
palpar aftasten; afvoelen; tasten; voelen
tocar aanraken; aantikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
manosear betasten; bevoelen; voelen foezelen; friemelen; frunniken; vingeren
palpar betasten; bevoelen; voelen
tocar betasten; bevoelen; voelen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betreffen; even aanraken; raken; ten deel vallen; toekomen; toevallen; voelen

Wiktionary Translations for betasten:


Cross Translation:
FromToVia
betasten buscar a tientas; tantear; palpar grope — to search by feeling
betasten manosear; agarrar; meter mano; sobar grope — to touch closely and sexually
betasten palpar palper — Traductions à trier suivant le sens
betasten oler; sentir; olfatear sentir — Traductions à trier suivant le sens
betasten palpar tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.