Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. collecteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for collecteren from Dutch to Spanish

collecteren:

collecteren verb (collecteer, collecteert, collecteerde, collecteerden, gecollecteerd)

  1. collecteren (geld inzamelen)

Conjugations for collecteren:

o.t.t.
  1. collecteer
  2. collecteert
  3. collecteert
  4. collecteren
  5. collecteren
  6. collecteren
o.v.t.
  1. collecteerde
  2. collecteerde
  3. collecteerde
  4. collecteerden
  5. collecteerden
  6. collecteerden
v.t.t.
  1. heb gecollecteerd
  2. hebt gecollecteerd
  3. heeft gecollecteerd
  4. hebben gecollecteerd
  5. hebben gecollecteerd
  6. hebben gecollecteerd
v.v.t.
  1. had gecollecteerd
  2. had gecollecteerd
  3. had gecollecteerd
  4. hadden gecollecteerd
  5. hadden gecollecteerd
  6. hadden gecollecteerd
o.t.t.t.
  1. zal collecteren
  2. zult collecteren
  3. zal collecteren
  4. zullen collecteren
  5. zullen collecteren
  6. zullen collecteren
o.v.t.t.
  1. zou collecteren
  2. zou collecteren
  3. zou collecteren
  4. zouden collecteren
  5. zouden collecteren
  6. zouden collecteren
diversen
  1. collecteer!
  2. collecteert!
  3. gecollecteerd
  4. collecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for collecteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
postular poneren; stellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer una colecta collecteren; geld inzamelen
postular collecteren; geld inzamelen naar voren brengen; opperen; poneren; postuleren; stellen; vooronderstellen
recolectar dinero collecteren; geld inzamelen

Wiktionary Translations for collecteren:

collecteren
verb
  1. (overgankelijk) geld inzamelen door rondgang

Cross Translation:
FromToVia
collecteren coleccionar; recoger sammelnsystematisches Suchen, Erhalten und Aufbewahren einer abgegrenzten Art bzw. Kategorie bestimmter Gegenstände oder Informationen
collecteren coleccionar collectionner — Réunir en collections.
collecteren recoger ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
collecteren coleccionar; acumular; reunir; juntar rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
collecteren recoger recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».