Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. inclinatie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inclinatie from Dutch to Spanish

inclinatie:

inclinatie [de ~ (v)] noun

  1. de inclinatie (geneigdheid; neiging; hang; gezindheid)
    la tendencia; la inclinación
  2. de inclinatie (genegenheid)
    el afecto; la inclinación; la simpatía

Translation Matrix for inclinatie:

NounRelated TranslationsOther Translations
afecto genegenheid; inclinatie aanhankelijkheid; affectie; gehechtheid; genegenheid; kameraadschap; toegenegenheid; verknochtheid; vriendschap
inclinación genegenheid; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging afgang; berm; buiging; confessie; declinatie; dijkhelling; draaiing; geloof; geloofsovertuiging; gerichtheid; gerichtheid op; gezindheid; gezindte; glooiing; helling; inzakking; kromming; nijging; oriëntatie; oriëntatie op; overtuiging; scheefheid; scheefte; schuinheid; schuinte; steilte; talud; tendentie; vaststaande mening
simpatía genegenheid; inclinatie aardigheid; genegenheid; goedaardigheid; hartelijkheid; ingenomenheid; innemendheid; sympathie; toegenegenheid; vriendelijkheid; vriendschappelijkheid
tendencia geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging geest; geneigdheid; gerichtheid; gerichtheid op; gezindheid; mode; modeverschijnsel; neiging; oriëntatie; oriëntatie op; overtuiging; strekking; tendens; tendentie; teneur; trend; vaststaande mening

Related Words for "inclinatie":

  • inclinaties

Wiktionary Translations for inclinatie:

inclinatie
noun
  1. (natuurkunde, nld) hoek van een vrij zwevende magneetnaald met het vlak van de horizon