Summary


Dutch

Detailed Translations for omvattend from Dutch to Spanish

omvatten:

omvatten verb (omvat, omvatte, omvatten, omvat)

  1. omvatten

Conjugations for omvatten:

o.t.t.
  1. omvat
  2. omvat
  3. omvat
  4. omvatten
  5. omvatten
  6. omvatten
o.v.t.
  1. omvatte
  2. omvatte
  3. omvatte
  4. omvatten
  5. omvatten
  6. omvatten
v.t.t.
  1. heb omvat
  2. hebt omvat
  3. heeft omvat
  4. hebben omvat
  5. hebben omvat
  6. hebben omvat
v.v.t.
  1. had omvat
  2. had omvat
  3. had omvat
  4. hadden omvat
  5. hadden omvat
  6. hadden omvat
o.t.t.t.
  1. zal omvatten
  2. zult omvatten
  3. zal omvatten
  4. zullen omvatten
  5. zullen omvatten
  6. zullen omvatten
o.v.t.t.
  1. zou omvatten
  2. zou omvatten
  3. zou omvatten
  4. zouden omvatten
  5. zouden omvatten
  6. zouden omvatten
diversen
  1. omvat!
  2. omvat!
  3. omvat
  4. omvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omvatten:

NounRelated TranslationsOther Translations
comprender begrijpen; behelzen; inhouden; inzicht; snappen; vatten
contener behelzen; inhoud; inhouden; waarmee iets gevuld is
cubrir bedekken; beslaan; indekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abarcar omvatten bijsluiten; bijvoegen; insluiten; met handen omvatten; omspannen; omtrekken; toevoegen
acorralar omvatten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; omlijnen; omsingelen; omsluiten; toevoegen
ceñir omvatten afklemmen; afknijpen; insluiten; met gespannen voorwerp omsluiten; omsingelen; omsluiten; omspannen; overspannen
comprender omvatten begrijpen; behelzen; beseffen; betrappen; bevatten; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inhouden; inzien; kennen; met het verstand vatten; onderkennen; ondervragen; overhoren; realiseren; snappen; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan
comprimir omvatten bedenken; beperken; bijsluiten; bijvoegen; comprimeren; contracteren; fantaseren; indammen; inkapselen; inperken; inpersen; insluiten; limiteren; samendrukken; samenpersen; samentrekken; toevoegen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
contener omvatten achterhouden; bedwingen; behelzen; behouden; beperken; beteugelen; bevatten; bijsluiten; bijvoegen; binnenhouden; geen afstand doen van; houden; in bedwang houden; indammen; inhouden; inkapselen; inmaken; inpekelen; inperken; insluiten; inzouten; limiteren; met handen omvatten; omspannen; opzijleggen; opzouten; reserveren; terughouden; toevoegen
contornear omvatten bijsluiten; bijvoegen; insluiten; omtrekken; toevoegen
cubrir omvatten afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; blinderen; dekken; dichtgooien; draperen; gladstrijken; hullen; inhullen; insluiten; maskeren; met stof behangen; omhullen; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren
dominar omvatten bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; insluiten; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; machtiger zijn; matigen; onder de knie hebben; onderwerpen; overheersen; regeren; temmen; toevoegen; verderreiken
encapsular omvatten beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inpakken; inpalmen; inperken; insluiten; limiteren; toevoegen; verpakken
encerrar omvatten aanhouden; afdekken; afschermen; afschutten; arresteren; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dicht maken; gevangennemen; in elkaar grijpen; in hechtenis nemen; indammen; ineengrijpen; ineensluiten; inkapselen; inperken; inrekenen; insluiten; limiteren; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; opbergen; oppakken; opsluiten; toevoegen; vastzetten; vatten; wegbergen; wegsluiten
englobar omvatten beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; met handen omvatten; omspannen; overkoepelen; toevoegen
envolver omvatten beperken; bijsluiten; bijvoegen; compliceren; draperen; emballeren; indammen; ingewikkeld maken; inkapselen; inpakken; inperken; insluiten; inwikkelen; limiteren; met handen omvatten; met stof behangen; moeilijk maken; om het lijf binden; ombinden; omgeven; omringen; omspannen; omtrekken; omwikkelen; omwinden; toevoegen; verpakken; wikkelen
incluir omvatten beperken; bijdoen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; meeberekenen; meerekenen; meetellen; met handen omvatten; omsingelen; omsluiten; omspannen; optellen; toevoegen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
incluir bundelen
OtherRelated TranslationsOther Translations
cubrir bedekken; met iets bestrijken
envolver erbij betrekken; verwikkelen

Wiktionary Translations for omvatten:

omvatten
verb
  1. binnen zich insluiten

Cross Translation:
FromToVia
omvatten circundar; rodear encompass — surround
omvatten envolver envelop — to surround or enclose
omvatten abrazar; rodear umfangen — jemanden oder jemandes Körperteile mit seinen Armen oder Händen umfassen


Wiktionary Translations for omvattend:


Cross Translation:
FromToVia
omvattend exhaustivo; completo comprehensive — broadly or completely covering