Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. overleg:
  2. overleggen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overleg from Dutch to Spanish

overleg:

overleg [het ~] noun

  1. het overleg (beraadslaging; conferentie; samenkomst)
    – het praten erover 1
    la deliberación; la conferencia; el debate

Translation Matrix for overleg:

NounRelated TranslationsOther Translations
conferencia beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; declamatie; declamering; inleiding; introductie; leesbeurt; lezing; manifestatie; proloog; recital; rede; redevoering; samenkomst; speech; spreekbeurt; toespraak; vergadering; versvoordracht; voorbericht; voordracht; voorlezing; voorwoord; zitting
debate beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst argument; debat; discussie; dispuut; gedachtenverandering; gedachtewisseling; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
deliberación beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst beraad; bespreken; reactie op; spreken over

Related Words for "overleg":


Related Definitions for "overleg":

  1. het praten erover1
    • er was een overleg over dat probleem1
  2. met gebruik van je verstand1
    • dat moet je met overleg doen1

Wiktionary Translations for overleg:

overleg
noun
  1. beraad, beraadslaging

Cross Translation:
FromToVia
overleg consideración consideration — the process of considering
overleg reunión meeting — gathering for a purpose

overleggen:

overleggen verb (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)

  1. overleggen (overwegen; beraadslagen)
    – het praten erover 1

Conjugations for overleggen:

o.t.t.
  1. overleg
  2. overlegt
  3. overlegt
  4. overleggen
  5. overleggen
  6. overleggen
o.v.t.
  1. overlegde
  2. overlegde
  3. overlegde
  4. overlegden
  5. overlegden
  6. overlegden
v.t.t.
  1. heb overlegd
  2. hebt overlegd
  3. heeft overlegd
  4. hebben overlegd
  5. hebben overlegd
  6. hebben overlegd
v.v.t.
  1. had overlegd
  2. had overlegd
  3. had overlegd
  4. hadden overlegd
  5. hadden overlegd
  6. hadden overlegd
o.t.t.t.
  1. zal overleggen
  2. zult overleggen
  3. zal overleggen
  4. zullen overleggen
  5. zullen overleggen
  6. zullen overleggen
o.v.t.t.
  1. zou overleggen
  2. zou overleggen
  3. zou overleggen
  4. zouden overleggen
  5. zouden overleggen
  6. zouden overleggen
en verder
  1. is overlegd
  2. zijn overlegd
diversen
  1. overleg!
  2. overlegt!
  3. overlegd
  4. overleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
conferenciar beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
considerar beraadslagen; overleggen; overwegen aanmerken; aannemen; afwegen; bedenken; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; considereren; geloven; iets overwegen; in overweging nemen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden
deliberar beraadslagen; overleggen; overwegen bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over; raad inwinnen; zich beraden

Related Words for "overleggen":


Wiktionary Translations for overleggen:


Cross Translation:
FromToVia
overleggen consultar; debatir confer — discuss, consult
overleggen conversar; discutir discuss — to converse or debate concerning a particular topic
overleggen hablar; conversar talk — to communicate by speech
overleggen discutir; charlar discuterexaminer, débattre avec quelqu’un une question, une affaire avec soin, avec exactitude, et en bien considérer le pour et le contre.

Related Translations for overleg