Dutch

Detailed Translations for terugsturen from Dutch to Spanish

terugsturen:

terugsturen verb (stuur terug, stuurt terug, stuurde terug, stuurden terug, teruggestuurd)

  1. terugsturen

Conjugations for terugsturen:

o.t.t.
  1. stuur terug
  2. stuurt terug
  3. stuurt terug
  4. sturen terug
  5. sturen terug
  6. sturen terug
o.v.t.
  1. stuurde terug
  2. stuurde terug
  3. stuurde terug
  4. stuurden terug
  5. stuurden terug
  6. stuurden terug
v.t.t.
  1. heb teruggestuurd
  2. hebt teruggestuurd
  3. heeft teruggestuurd
  4. hebben teruggestuurd
  5. hebben teruggestuurd
  6. hebben teruggestuurd
v.v.t.
  1. had teruggestuurd
  2. had teruggestuurd
  3. had teruggestuurd
  4. hadden teruggestuurd
  5. hadden teruggestuurd
  6. hadden teruggestuurd
o.t.t.t.
  1. zal terugsturen
  2. zult terugsturen
  3. zal terugsturen
  4. zullen terugsturen
  5. zullen terugsturen
  6. zullen terugsturen
o.v.t.t.
  1. zou terugsturen
  2. zou terugsturen
  3. zou terugsturen
  4. zouden terugsturen
  5. zouden terugsturen
  6. zouden terugsturen
en verder
  1. ben teruggestuurd
  2. bent teruggestuurd
  3. is teruggestuurd
  4. zijn teruggestuurd
  5. zijn teruggestuurd
  6. zijn teruggestuurd
diversen
  1. stuur terug!
  2. stuurt terug!
  3. teruggestuurd
  4. terugsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugsturen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
devolver terugsturen afstaan; belonen; betalen; bezoldigen; braken; capituleren; honoreren; kotsen; opgeven; overgeven; restitueren; retourneren; salariëren; spugen; spuwen; terecht brengen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugwerpen; terugzenden; uitbraken; uitleveren; vomeren; zich overgeven
no dejar pasar terugsturen
reembolsar terugsturen belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; restitueren; salariëren; terugbezorgen
reenviar terugsturen doorsturen; doorzenden; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden
remitir terugsturen capituleren; geld overmaken; opgeven; opsturen; overboeken; overgeven; overschrijven; overzenden; posten; sturen; terugbezorgen; teruggooien; terugwerpen; toezenden; uitleveren; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden; zich overgeven
restituir terugsturen restitueren; retourneren; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugwerpen; terugzenden
volver a enviar terugsturen

Wiktionary Translations for terugsturen:

terugsturen
verb
  1. iets (of iemand) weer naar de plaats doen vertrekken waar het vandaan kwam

Cross Translation:
FromToVia
terugsturen rehusar; devolver; refutar; rechazar; suspender; echar rejeter — Traductions à trier suivant le sens
terugsturen aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar renvoyerenvoyer de nouveau.
terugsturen rechazar; rehusar; suspender; devolver; desaprobar; reprobar; repeler; repujar repousser — Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose.
terugsturen volver; tornar; voltear; devolver; mezclar; invertir retourneraller de nouveau en un lieu.