Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verstellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verstellen from Dutch to Spanish

verstellen:

verstellen verb (verstel, verstelt, verstelde, verstelden, versteld)

  1. verstellen

Conjugations for verstellen:

o.t.t.
  1. verstel
  2. verstelt
  3. verstelt
  4. verstellen
  5. verstellen
  6. verstellen
o.v.t.
  1. verstelde
  2. verstelde
  3. verstelde
  4. verstelden
  5. verstelden
  6. verstelden
v.t.t.
  1. heb versteld
  2. hebt versteld
  3. heeft versteld
  4. hebben versteld
  5. hebben versteld
  6. hebben versteld
v.v.t.
  1. had versteld
  2. had versteld
  3. had versteld
  4. hadden versteld
  5. hadden versteld
  6. hadden versteld
o.t.t.t.
  1. zal verstellen
  2. zult verstellen
  3. zal verstellen
  4. zullen verstellen
  5. zullen verstellen
  6. zullen verstellen
o.v.t.t.
  1. zou verstellen
  2. zou verstellen
  3. zou verstellen
  4. zouden verstellen
  5. zouden verstellen
  6. zouden verstellen
diversen
  1. verstel!
  2. verstelt!
  3. versteld
  4. verstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
remendar verstellen afwisselen; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; in het leven roepen; klusje opknappen; klussen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; veranderen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen
reparar verstellen afwisselen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; gezond maken; goed gaan; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herstructureren; herzien; het goed maken; hotfix; hotfixpakket; in het leven roepen; maken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen

Wiktionary Translations for verstellen:

verstellen
verb
  1. weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt
  2. anders stellen

Cross Translation:
FromToVia
verstellen regular; arreglar; ajustar adjust — to modify
verstellen juntar; ayuntar; reunirse joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.
verstellen remendar rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.
verstellen reparar; aderezar; restaurar; arreglar refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)
verstellen remediar; reparar; aderezar; restaurar; arreglar remédierporter remède, apporter du remède.
verstellen reparar; aderezar; restaurar; arreglar réparerremettre en état ce qui endommager.