Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. worstelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for worstelen from Dutch to Spanish

worstelen:

worstelen verb (worstel, worstelt, worstelde, worstelden, geworsteld)

  1. worstelen (met iemand worstelen)
  2. worstelen (touwtrekken)

Conjugations for worstelen:

o.t.t.
  1. worstel
  2. worstelt
  3. worstelt
  4. worstelen
  5. worstelen
  6. worstelen
o.v.t.
  1. worstelde
  2. worstelde
  3. worstelde
  4. worstelden
  5. worstelden
  6. worstelden
v.t.t.
  1. heb geworsteld
  2. hebt geworsteld
  3. heeft geworsteld
  4. hebben geworsteld
  5. hebben geworsteld
  6. hebben geworsteld
v.v.t.
  1. had geworsteld
  2. had geworsteld
  3. had geworsteld
  4. hadden geworsteld
  5. hadden geworsteld
  6. hadden geworsteld
o.t.t.t.
  1. zal worstelen
  2. zult worstelen
  3. zal worstelen
  4. zullen worstelen
  5. zullen worstelen
  6. zullen worstelen
o.v.t.t.
  1. zou worstelen
  2. zou worstelen
  3. zou worstelen
  4. zouden worstelen
  5. zouden worstelen
  6. zouden worstelen
diversen
  1. worstel!
  2. worstelt!
  3. geworsteld
  4. worstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for worstelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
escurrir afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
luchar strijden; vechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
escurrir met iemand worstelen; worstelen afgieten; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; klemmen; knellen; omklemmen; uitwringen; wringen
luchar met iemand worstelen; worstelen bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; duelleren; een strijd houden; kampen; kleunen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten
pelear met iemand worstelen; worstelen bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; duelleren; een strijd houden; kampen; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruziën; strijd voeren; strijden; twisten; vechten
pugnar met iemand worstelen; worstelen
retorcer met iemand worstelen; worstelen klemmen; knellen; omklemmen; uitwringen; verwringen; wriggelen; wrikken; wringen
tirar y aflojar touwtrekken; worstelen
torcer met iemand worstelen; worstelen afdraaien; buigen; eer betuigen; ineendraaien; krom buigen; krombuigen; krommen; ombuigen; verbuigen; welven; wrikken

Wiktionary Translations for worstelen:


Cross Translation:
FromToVia
worstelen luchar; esforzarse con denuedo struggle — to strive, to labour in difficulty, to fight
worstelen luchar wrestle — to contend, with an opponent, by grappling and attempting to throw
worstelen lucha libre wrestling — sport
worstelen lucha libre catch — Sport

Related Translations for worstelen