Dutch

Detailed Translations for afsteken from Dutch to Spanish

afsteken:

Conjugations for afsteken:

o.t.t.
  1. steek af
  2. steekt af
  3. steekt af
  4. steken af
  5. steken af
  6. steken af
o.v.t.
  1. stak af
  2. stak af
  3. stak af
  4. staken af
  5. staken af
  6. staken af
v.t.t.
  1. ben afgestoken
  2. bent afgestoken
  3. is afgestoken
  4. zijn afgestoken
  5. zijn afgestoken
  6. zijn afgestoken
v.v.t.
  1. was afgestoken
  2. was afgestoken
  3. was afgestoken
  4. waren afgestoken
  5. waren afgestoken
  6. waren afgestoken
o.t.t.t.
  1. zal afsteken
  2. zult afsteken
  3. zal afsteken
  4. zullen afsteken
  5. zullen afsteken
  6. zullen afsteken
o.v.t.t.
  1. zou afsteken
  2. zou afsteken
  3. zou afsteken
  4. zouden afsteken
  5. zouden afsteken
  6. zouden afsteken
diversen
  1. steek af!
  2. steekt af!
  3. afgestoken
  4. afstekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afsteken:

NounRelated TranslationsOther Translations
brillar blinken
saltar a la vista opvallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
brillar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken blaken; blinken; flikkeren; flonkeren; fonkelen; geuren; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; klingelen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; pralen; pronken; rinkelen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; te kijk lopen met; tingelen; tinkelen; twinkelen
descollar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
destacarse afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aanschouwen; bekijken; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; gewaarworden; kijken; naar de vijand overlopen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; staren; te zien krijgen; turen; van elkaar onderscheiden; zien
exhibir afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aanbieden; blootleggen; etaleren; exposeren; geuren; laten zien; offreren; onthullen; ontmaskeren; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; voorleggen
exponer afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken belichten; beschikbaar maken; beschrijven; blootleggen; etaleren; exposeren; geuren; insturen; inzenden; laten zien; mededelen; met licht beschijnen; onthullen; ontmaskeren; ontvouwen; openbreken; openleggen; posten; pralen; presenteren; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uiteenzetten; uitleggen; uitstallen; verduidelijken; verhalen; vertellen; vertonen; voor ogen brengen; zeggen
extender afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken distribueren; expanderen; gunnen; iets toekennen; openen; ronddelen; spreiden; talrijker maken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitreiken; uitsmeren; verbreiden; verdelen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
hacerse interesante afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aandacht trekken; geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met
llamar la atención afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken bemerken; opmerken
ostentar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken exposeren; geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen
resaltar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken markeren; vooruitspringen; vooruitsteken
salir navegando afsteken; afvaren; wegvaren
salir velando afsteken; afvaren; wegvaren
saltar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken barsten; een knippend geluid maken; een sprongetje maken; induiken; kletteren; losspringen; openspringen; opspringen; overheen springen; overspringen; rammelen; springen
saltar a la vista afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
sobrepasar afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aftroeven; overbieden; overstijgen; overtreffen; overtroeven; overvleugelen; voorbijstreven
sorprender afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken afluisteren; betrappen; frapperen; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; overrompelen; overvallen; snappen; verrassen

Wiktionary Translations for afsteken:


Cross Translation:
FromToVia
afsteken sustraer; arrebatar; amputar; cercenar; truncar; restar; quitar; deducir; descontar; arrancar; atrincherar retrancher — Traductions à vérifier et à trier

Related Translations for afsteken