Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. berekenend:
  2. berekenen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for berekenend from Dutch to Spanish

berekenend:

berekenend adj

  1. berekenend (gewiekst; gehaaid)

Translation Matrix for berekenend:

NounRelated TranslationsOther Translations
calculador calculator; rekenaar; rekenmachine; rekentuig; telmachine
listo genie; geniekorps
vivo vluggerd
zorro leperd; leperik; rekel; sluw mens; vos
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avispado berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; bits; clever; doortrapt; geraffineerd; geslepen; gevat; gis; goochem; kattig; kien; leep; link; listig; pinnig; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; spinnig; uitgeslapen
calculador berekenend; gehaaid; gewiekst arglistig; berekend; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; juist; kloppend; leep; link; listig; precies; slinks; sluw; steeds op voordeel uit; uitgerekend; waar
hallado berekenend; gehaaid; gewiekst aangetroffen; gevonden; onbedekt
listo berekenend; gehaaid; gewiekst aantrekkelijke; achterbaks; adrem; af; afgedaan; afgelopen; arglistig; bedreven; behendig; bekwaam; bereid; beëindigd; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gedaan; gehaaid; gemeen; geniepig; geoefend; gepakt; gepleegd; gepolijst; geraffineerd; gereed; geslepen; gevat; gewiekst; geëindigd; gis; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; goochem; handig; ingenieus; intelligent; kien; klaar; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; over; paraat; pienter; puntig; raak; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; uit; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; volbracht; voltooid; voorbij
oportuno berekenend; gehaaid; gewiekst adrem; bijdehand; gelegen; gevat; opportuun; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen; van pas
vivo berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; actief; adrem; bevredigd; beweeglijk; bezet; bij de pinken; bijdehand; bitter teleurgesteld; blij; blijgestemd; blijmoedig; clever; doortrapt; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; felle; fleurig; geagiteerd; gebloemd; gehaaid; gemeen; geniepig; genoeg; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gis; gluiperig; goedgehumeurd; goedgeluimd; goochem; in leven; kien; kittig; kleurrijk; leep; levend; levendig; listig; ongeblust; opgetogen; opgewekt; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; spits; stiekem; tevreden; uitgekookt; uitgeslapen; verbitterd; vergenoegd; verhit; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd
zorro berekenend; gehaaid; gewiekst achterbaks; adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; leep; listig; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen

Synonyms for "berekenend":


Antonyms for "berekenend":


Related Definitions for "berekenend":

  1. doen waar je het meeste voordeel van hebt1
    • Ahmed lijkt zo aardig, maar hij is erg berekenend1

berekenend form of berekenen:

berekenen verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)

  1. berekenen (schatten; ramen)
  2. berekenen (begroten)
  3. berekenen (uitrekenen; becijferen; uitwerken; calculeren)

Conjugations for berekenen:

o.t.t.
  1. bereken
  2. berekent
  3. berekent
  4. berekenen
  5. berekenen
  6. berekenen
o.v.t.
  1. berekende
  2. berekende
  3. berekende
  4. berekenden
  5. berekenden
  6. berekenden
v.t.t.
  1. heb berekend
  2. hebt berekend
  3. heeft berekend
  4. hebben berekend
  5. hebben berekend
  6. hebben berekend
v.v.t.
  1. had berekend
  2. had berekend
  3. had berekend
  4. hadden berekend
  5. hadden berekend
  6. hadden berekend
o.t.t.t.
  1. zal berekenen
  2. zult berekenen
  3. zal berekenen
  4. zullen berekenen
  5. zullen berekenen
  6. zullen berekenen
o.v.t.t.
  1. zou berekenen
  2. zou berekenen
  3. zou berekenen
  4. zouden berekenen
  5. zouden berekenen
  6. zouden berekenen
diversen
  1. bereken!
  2. berekent!
  3. berekend
  4. berekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for berekenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calcular becijferen; begroten; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken afwegen; bepalen; controleren; inschatten; nagaan; nakijken; rekenen; schatten
computar begroten; berekenen
contar begroten; berekenen aftellen; babbelen; beschrijven; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; geld afpassen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; passen; praten; rekenen; snateren; spreken; tellen; toevoegen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wauwelen; zeggen; zwammen
estimar begroten; berekenen; ramen; schatten adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; beramen; gissen; gissing maken; iets aanraden; ingeven; inschatten; op prijs stellen; overdenken; overwegen; prijzen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren; van een prijs voorzien; waarderen
presupuestar en berekenen; ramen; schatten
- uitrekenen

Synonyms for "berekenen":


Related Definitions for "berekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
  2. het laten betalen1
    • Ahmed berekende mij alle kosten1

Wiktionary Translations for berekenen:

berekenen
verb
  1. door rekenen iets bepalen

Cross Translation:
FromToVia
berekenen calcular calculate — (transitive) to determine value
berekenen ocurrírsele figure — to solve a problem
berekenen calcular; computar; contar calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
berekenen contar; calcular; computar compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.