Dutch

Detailed Translations for beschouwen from Dutch to Spanish

beschouwen:

Conjugations for beschouwen:

o.t.t.
  1. beschouw
  2. beschouwt
  3. beschouwt
  4. beschouwen
  5. beschouwen
  6. beschouwen
o.v.t.
  1. beschouwde
  2. beschouwde
  3. beschouwde
  4. beschouwden
  5. beschouwden
  6. beschouwden
v.t.t.
  1. heb beschouwd
  2. hebt beschouwd
  3. heeft beschouwd
  4. hebben beschouwd
  5. hebben beschouwd
  6. hebben beschouwd
v.v.t.
  1. had beschouwd
  2. had beschouwd
  3. had beschouwd
  4. hadden beschouwd
  5. hadden beschouwd
  6. hadden beschouwd
o.t.t.t.
  1. zal beschouwen
  2. zult beschouwen
  3. zal beschouwen
  4. zullen beschouwen
  5. zullen beschouwen
  6. zullen beschouwen
o.v.t.t.
  1. zou beschouwen
  2. zou beschouwen
  3. zou beschouwen
  4. zouden beschouwen
  5. zouden beschouwen
  6. zouden beschouwen
diversen
  1. beschouw!
  2. beschouwt!
  3. beschouwd
  4. beschouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beschouwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
contemplar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
estudiar bekwamen; blokken; leren; studeren
fantasear fantaseren; opdissen
pensar denken; prakkizeren
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
agradar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; believen; bevallen; gelieven; goeddunken; plezieren
conmemorar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen celebreren; een jubileum meemaken; feesten; feestvieren; gedenken; herdenken; jubileren; memoriseren; onthouden; terughalen; terugroepen; vieren
considerar afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen aanmerken; aannemen; afwegen; beraadslagen; beraden; consideren; considereren; geloven; iets overwegen; in overweging nemen; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overwegen; raad inwinnen; zich beraden
contemplar afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen aanschouwen; bekijken; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; signaleren; speurend kijken; staren; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
estudiar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aankijken; aanleren; bekijken; bestuderen; blikken; blikken werpen; blokken; considereren; eigen maken; gadeslaan; in overweging nemen; instuderen; leren; oppikken; opsteken; overwegen; studeren; toeschouwen; verwerven
examinar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aankijken; aftasten; bekijken; beproeven; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overhoren; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
fantasear bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
idear bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
meditar bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen considereren; in overweging nemen; mijmeren; overwegen
pensar afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen bedenken; considereren; denken; fantaseren; in overweging nemen; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; mijmeren; nadenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voelen; voorwenden
reflectar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen
reflejar afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen afspiegelen; belichten; beschrijven; echoën; galmen; met licht beschijnen; overzetten; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; translateren; vertalen; vertolken; weergalmen; weergeven; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen; weerspiegelen
reflexionar afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen bezinnen; considereren; in gedachten verzonken zijn; in overweging nemen; mijmeren; nadenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; raad inwinnen; zich beraden
reflexionar sobre afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen considereren; in overweging nemen; overwegen; raad inwinnen; zich beraden
- bekijken; uitleggen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Synonyms for "beschouwen":


Related Definitions for "beschouwen":

  1. heel goed naar iets of iemand kijken1
    • hij beschouwde de plaatjes aandachtig1
  2. het op een bepaalde manier zien of voelen1
    • ik beschouw dat als een belediging1

Wiktionary Translations for beschouwen:

beschouwen
verb
  1. denken over

Cross Translation:
FromToVia
beschouwen considerar consider — assign some quality to
beschouwen creer think — consider, judge, regard something as
beschouwen considerar; tomar en consideración considérerregarder attentivement.
beschouwen contemplar contemplerconsidérer avec toute la force de son attention, soit avec les yeux, soit par la pensée.