Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. flauwtjes:


Dutch

Detailed Translations for flauwtjes from Dutch to Spanish

flauwtjes:

flauwtjes adv

  1. flauwtjes
  2. flauwtjes (zwak; flauw; zwakjes)

Translation Matrix for flauwtjes:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aburrido flauwtjes afgezaagd; afstompend; eentonig; ellendig; futloos; geestdodend; lamlendig; landerig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; misnoegd; monotoon; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; stom; suf; taai; verstoord; vervelend; zonder afleiding
desabrido flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes akelig; beklagend; bits; bokkig; brommerig; chagrijnig; eentonig; eigenwijs; eigenzinnig; eng; gemelijk; griezelig; hardhoofdig; humeurig; kattig; kil; knorrig; koppig; korzelig; koud en vochtig; monotoon; mopperig; negatief; nors; nurks; onappetijtelijk; onprettig; onsmakelijk; onwillig; pinnig; saai; sikkeneurig; sinister; slaapverwekkend; slecht gehumeurd; spinnig; stuurs; tegendraads; walgelijk; weerbarstig; weerspannig; wrevelig; zeurderig
débil flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes arm; armetierig; berooid; bleek; breekbaar; broos; flauw; flets; fragiel; gammel; gebrekkig; hulpvragend; hulpzoekend; knullig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; machteloos; onbeholpen; onhandig; onmachtig; pover; schutterig; slap; slapjes; slungelig; steunzoekend; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; verschoten; wankel; wrak; zwak
enfermizo flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes bleek; bleekjes; flauw; flets; krukkig; onbeholpen; ongezond; onhandig; pathologisch; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; spuugmisselijk; spuugzat; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; verschoten; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak
flojo flauwtjes beroerd; bleek; bleekjes; breekbaar; broos; deplorabel; dun; ellendig; energieloos; flauw; flets; fragiel; futloos; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mager; mals; mat; meelijwekkend; miserabel; niet stevig; onbeholpen; onhandig; pips; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; verschoten; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak