Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. formaliseren:


Dutch

Detailed Translations for formaliseren from Dutch to Spanish

formaliseren:

formaliseren verb (formaliseer, formaliseert, formaliseerde, formaliseerden, geformaliseerd)

  1. formaliseren

Conjugations for formaliseren:

o.t.t.
  1. formaliseer
  2. formaliseert
  3. formaliseert
  4. formaliseren
  5. formaliseren
  6. formaliseren
o.v.t.
  1. formaliseerde
  2. formaliseerde
  3. formaliseerde
  4. formaliseerden
  5. formaliseerden
  6. formaliseerden
v.t.t.
  1. heb geformaliseerd
  2. hebt geformaliseerd
  3. heeft geformaliseerd
  4. hebben geformaliseerd
  5. hebben geformaliseerd
  6. hebben geformaliseerd
v.v.t.
  1. had geformaliseerd
  2. had geformaliseerd
  3. had geformaliseerd
  4. hadden geformaliseerd
  5. hadden geformaliseerd
  6. hadden geformaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal formaliseren
  2. zult formaliseren
  3. zal formaliseren
  4. zullen formaliseren
  5. zullen formaliseren
  6. zullen formaliseren
o.v.t.t.
  1. zou formaliseren
  2. zou formaliseren
  3. zou formaliseren
  4. zouden formaliseren
  5. zouden formaliseren
  6. zouden formaliseren
en verder
  1. is geformaliseerd
  2. zijn geformaliseerd
diversen
  1. formaliseer!
  2. formaliseert!
  3. geformaliseerd
  4. formaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for formaliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
formalizar formaliseren normaliseren; standaardiseren
regularizar formaliseren normaliseren; regulariseren; standaardiseren