Dutch

Detailed Translations for geslepen from Dutch to Spanish

geslepen:

geslepen adj

  1. geslepen (doortrapt; gemeen; achterbaks; )
  2. geslepen (vlak; effen; gelijk; )
  3. geslepen (listig; sluw; geraffineerd; )
  4. geslepen (gladgeslepen; gepolijst; gladgemaakt)
  5. geslepen (leep; sluw; gewiekst; gehaaid)
  6. geslepen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; uitgeslapen)

Translation Matrix for geslepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
antipático lelijkerd
bajo bas; contrabas; zandbank; zandplaat; zandschol
calculador calculator; rekenaar; rekenmachine; rekentuig; telmachine
canalla achterbaks persoon; bandiet; boef; boosdoener; booswicht; canaille; deugniet; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gespuis; guit; hoerenjong; klootzak; kuttenkop; lelijkerd; loeder; onverlaat; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rakker; schobbejak; schoft; schorriemorrie; schurk; slechtaard; smeerlap; snaak; snoodaard; soepzootje; stinkerd; tuig; uitschot
ciego blinde
exquisito beste; uitgelezene
falso verkeerde
grosero boer; boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hork; hufter; kinkel; klootzak; lomperd; lomperik; onbeschofte man; onhoffelijkheid; proleet; vlegel
guarro big; jong varken; obsceniteit; schooier; schuinheid; sloeber; smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; viezerik; vuilbekkerij; vuile taal; vuilheid; vuiligheid; zwijn
igual dezelfde
listo genie; geniekorps
malo gemenerik
secreto discretie; geheim; geheimhouding; geheimzinnigheid; kiesheid; mysterie
sinvergüenza boef; brutale kerel; crimineel; delinquent; fielt; galbak; misdadiger; schobbejak; schurk
socarrón gladjanus; gluiperd; guit; olijkerd; paljas
taimado achterbaks persoon
veterano nestor; oudgediende; oudste van een groep personen; veteraan
vivo vluggerd
zorro leperd; leperik; rekel; sluw mens; vos
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
apagado effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit afsluitings-; beslagen; bleek; dof; eruit; flets; futloos; geblust; gedempt; glansloos; grauw; halfluid; ingetogen; kleurloos; lamlendig; lusteloos; mat; mistroostig; niet helder; oververmoeid; slap; somber; stemmig; triest; troosteloos; uit; uitgeblust; van; vanaf nu; vanuit; vreugdeloos
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
apagado afsluiten
horizontal afdrukstand Liggend; liggend
sofisticado rijke site
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a bocajarro effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit gladaf; platweg
a escondidas achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; bedekt; geluidloos; geniepig; geruisloos; gluiperig; heimelijk; in 't geniep; in het geheim; in het geniep; onderhands; ongemerkt; ongezien; onopgemerkt; op steelse wijze; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; stil; stilletjes; tersluiks; verholen; verstolen; zachtjes
a hurtadillas achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; bedekt; doortrapt; geniepig; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; listig; op steelse wijze; slinks; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; verholen; verstolen
a sotavento effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; onedel; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vunzig
acicalado gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen opgesierd; opgesmukt
afilado achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; gepolijst; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; afgeslepen; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; gescherpt; gevat; handig; kien; kundig; loos; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; slim; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vlijmend; vlijmscherp; zoekgeraakt
aguerrido door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen gestaald
alisado gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen
allanado gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen genivelleerd; vereffend
andrajoso achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; armoedig; dellerig; flodderig; gemeen; geniepig; gluiperig; haveloos; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; ploertig; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; sletterig; snood; stiekem; verlopen
antipático achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; antipathiek; boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; lelijk; onaardig; onhartelijk; onhebbelijk; onsympathiek; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwelwillend; schurkachtig; vals; weerzinwekkend
arriesgado arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; loos; risicovol; riskant; zoekgeraakt
astuto achterbaks; arglistig; doortrapt; effen; egaal; gehaaid; gelijk; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glad; gluiperig; leep; link; listig; plat; slinks; sluw; snood; stiekem; strak; uitgekookt; vlak; vlakuit adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; effen; gehaaid; geniaal; gevat; gewiekst; goochem; ijdel; kien; leeg; loos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; pienter; puntig; raak; scherp; schrander; slim; snedig; snugger; spits; uitgeslapen; van één kleur; vernuftig
avezado door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen gestaald
avispado arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; bits; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; gis; goochem; kattig; kien; pinnig; raak; schrander; slim; snedig; spinnig; uitgeslapen
bajo achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; arm; armetierig; banaal; berooid; boefachtig; boosaardig; gemeen; geniepig; gluiperig; grof; in het geniep; inferieur; klein; laag; laag-bij-de-grond; laaghangend; laaghartig; lomp; minderwaardig; niet boven; niet hoog; onder; ondermaats; ondeugdelijk; onedel; ordinair; plat; platvloers; ploertig; pover; schunnig; schurkachtig; slecht; snood; stiekem; triviaal; tweederangs; vals; van geringe afmeting; vulgair; vunzig; zwak
bien calculado arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw bewust; expres; moedwillig; opzettelijk; voorbedacht; weldoordacht; weloverwogen
calculador arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw berekend; berekenend; gehaaid; gewiekst; juist; kloppend; precies; steeds op voordeel uit; uitgerekend; waar
canalla achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; schurkachtig; vals
cazurro achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
ciego arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw blind; niet kunnende zien; niet zien kunnend; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
cuco arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw effen; scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend; van één kleur
curtido door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen doorgewinterde; gegroefd; gekerfd; geplooid; getaand; tanig
desacorde achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; oneens; op steelse wijze; schurkachtig; steels; steelsgewijze; tersluiks; vals
desafinado achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadwillig; met slechte intentie; op steelse wijze; schurkachtig; slecht; steels; steelsgewijze; tersluiks; vals
desagradable achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; akelig; bedeesd; beroerd; beschroomd; betreurenswaardig; bleu; brutaal; deerlijk; ellendig; erg; ernstig; gegeneerd; geniepig; gluiperig; helaas; hinderlijk; hondsbrutaal; in het geniep; jammer; jammer genoeg; jammerlijk; kil; koud en vochtig; kwalijk; lastig; naar; naargeestig; onaangenaam; onaardig; onappetijtelijk; onbehaaglijk; onbevredigend; ondankbaar; ongelegen; ongezellig; onhartelijk; onhebbelijk; onheus; onplezierig; onprettig; onsmakelijk; onsympathiek; ontoereikend; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvoldoende; onvriendelijk; onwelwillend; onwennig; schroomvallig; schuchter; sneu; snood; somber; spijtig; stiekem; storend; teleurstellend; timide; van bedenkelijke aard; verlegen; vrijpostig; walgelijk; wrangig
descansado gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw behendig; bekwaam; clever; handig; kien; kundig; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; vaardig
deslizante arglistig; doortrapt; gepolijst; geraffineerd; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen; leep; link; listig; slinks; sluw glad; glibberig
despabilado gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw bij de pinken; clever; flitsend; gis; goochem; hip; kien; schrander; slim; snel; trendy; uitgeslapen; vlot
despierto gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw ad rem; adrem; behendig; bekwaam; bezet; bij de pinken; bijdehand; clever; druk; drukbezet; geagiteerd; geniaal; gevat; goochem; handig; kien; kundig; levendig; loos; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; verhit; vernuftig; wakker; zoekgeraakt
despreciable achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; boefachtig; boosaardig; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; schurkachtig; snood; stiekem; vals
diestro gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; bruikbare; geoefend; gevat; handig; handzaam; ingenieus; knap; kundig; kunstig; raak; rechts; rechtshandig; snedig; vaardig; vindingrijk
disimulado achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig

Related Words for "geslepen":


Wiktionary Translations for geslepen:


Cross Translation:
FromToVia
geslepen astuto cunning — sly
geslepen tallado cut — of a gem, carved into a shape

geslepen form of slijpen:

slijpen verb (slijp, slijpt, slijpte, slijpten, geslepen)

  1. slijpen (wetten; aanzetten; scherpen)
    afilar
  2. slijpen (scherp maken)
    pulir
  3. slijpen (aanslijpen)

Conjugations for slijpen:

o.t.t.
  1. slijp
  2. slijpt
  3. slijpt
  4. slijpen
  5. slijpen
  6. slijpen
o.v.t.
  1. slijpte
  2. slijpte
  3. slijpte
  4. slijpten
  5. slijpten
  6. slijpten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slijpen
  2. zult slijpen
  3. zal slijpen
  4. zullen slijpen
  5. zullen slijpen
  6. zullen slijpen
o.v.t.t.
  1. zou slijpen
  2. zou slijpen
  3. zou slijpen
  4. zouden slijpen
  5. zouden slijpen
  6. zouden slijpen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. slijp!
  2. slijpt!
  3. geslepen
  4. slijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slijpen [znw.] noun

  1. slijpen (wegslijpen)
    el afilar; el quitar afilando

Translation Matrix for slijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afilar slijpen; wegslijpen
quitar afilando slijpen; wegslijpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afilar aanslijpen; aanzetten; scherpen; slijpen; wetten aandoen; aanmaken; aanzetten; afslijpen; erafslijpen; inschakelen; motiveren; spitsen; starten
pulir scherp maken; slijpen afbedelen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; kapot maken; opblinken; opdirken; opdoffen; oppoetsen; optutten; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; slechten; uitdossen; uitslijpen; wegslijpen; wrijven
quitar afilando afslijpen; erafslijpen
sacarle punta a aanslijpen; slijpen

Wiktionary Translations for slijpen:

slijpen
verb
  1. door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken

Cross Translation:
FromToVia
slijpen tallar cut — to form or shape by cutting
slijpen pulir mill — shape, polish, etc, using a machine
slijpen afilar sharpen — to make sharp
slijpen afilar whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening
slijpen afilar affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
slijpen afilar; agudizar aiguiserrendre aigu.
slijpen podar; cincelar; labrar; cortar; cortar al ras taillercouper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.

slepen:

slepen verb (sleep, sleept, sleepte, sleepten, geslepen)

  1. slepen
  2. slepen

Conjugations for slepen:

o.t.t.
  1. sleep
  2. sleept
  3. sleept
  4. slepen
  5. slepen
  6. slepen
o.v.t.
  1. sleepte
  2. sleepte
  3. sleepte
  4. sleepten
  5. sleepten
  6. sleepten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slepen
  2. zult slepen
  3. zal slepen
  4. zullen slepen
  5. zullen slepen
  6. zullen slepen
o.v.t.t.
  1. zou slepen
  2. zou slepen
  3. zou slepen
  4. zouden slepen
  5. zouden slepen
  6. zouden slepen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. sleep!
  2. sleept!
  3. geslepen
  4. slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slepen [het ~] noun

  1. het slepen (wegslepen)
    el remolcar

Translation Matrix for slepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
remolcar slepen; wegslepen wegslepen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arrastrar slepen aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; rukken; sleuren; trekken; versjouwen; voorttrekken
remolcar slepen verslepen

Related Words for "slepen":


Wiktionary Translations for slepen:


Cross Translation:
FromToVia
slepen arrastrar drag — to pull along a surface
slepen deslizar slide — to cause to move in contact with a surface
slepen arrastrar zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
slepen remolcar; arrastrar; atoar; ratrar trainertirer après soi.
slepen arrastrar; atoar traînertirer après soi.

Related Translations for geslepen