Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. iets aanstoken:


Dutch

Detailed Translations for iets aanstoken from Dutch to Spanish

iets aanstoken:

iets aanstoken verb

  1. iets aanstoken

Translation Matrix for iets aanstoken:

NounRelated TranslationsOther Translations
fomentar bevorderen; cultiveren; stimuleren
incitar aanslingeren; aanzwengelen
instigar instigeren; opwekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
atizar iets aanstoken aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; doen opvlammen; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken
fomentar iets aanstoken aankweken; aanplanten; aanroeren; aanstippen; even aanraken; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; toucheren; verbouwen; voortbrengen
incitar iets aanstoken aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
instigar iets aanstoken aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden

Related Translations for iets aanstoken