Summary


Dutch

Detailed Translations for inkleden from Dutch to Spanish

inkleden:

inkleden verb (kleed in, kleedt in, kleedde in, kleedden in, ingekleed)

  1. inkleden

Conjugations for inkleden:

o.t.t.
  1. kleed in
  2. kleedt in
  3. kleedt in
  4. kleden in
  5. kleden in
  6. kleden in
o.v.t.
  1. kleedde in
  2. kleedde in
  3. kleedde in
  4. kleedden in
  5. kleedden in
  6. kleedden in
v.t.t.
  1. heb ingekleed
  2. hebt ingekleed
  3. heeft ingekleed
  4. hebben ingekleed
  5. hebben ingekleed
  6. hebben ingekleed
v.v.t.
  1. had ingekleed
  2. had ingekleed
  3. had ingekleed
  4. hadden ingekleed
  5. hadden ingekleed
  6. hadden ingekleed
o.t.t.t.
  1. zal inkleden
  2. zult inkleden
  3. zal inkleden
  4. zullen inkleden
  5. zullen inkleden
  6. zullen inkleden
o.v.t.t.
  1. zou inkleden
  2. zou inkleden
  3. zou inkleden
  4. zouden inkleden
  5. zouden inkleden
  6. zouden inkleden
en verder
  1. is ingekleed
diversen
  1. kleed in!
  2. kleedt in!
  3. ingekleed
  4. inkledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inkleden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dar cierta forma a inkleden
expresar inkleden beschrijven; betonen; betuigen; formuleren; fraseren; laten zien; overzetten; presenteren; spuien; tonen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken; vertonen; verwoorden; weergeven
expresarse inkleden formuleren; fraseren; verbaliseren; verwoorden
formular inkleden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; formuleren; fraseren; in een formule brengen; omlijnen; verbaliseren; verwoorden
frasear inkleden formuleren; fraseren; in een formule brengen; verbaliseren; verwoorden
redactar inkleden bewerken; formuleren; fraseren; in een formule brengen; tekst redigeren; verbaliseren; verwoorden