Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. jack:


Dutch

Detailed Translations for jack from Dutch to Spanish

jack:

jack [het ~] noun

  1. het jack
    – sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan 1
    la chaqueta; la cazadora; la americana; la capa; el anorak; el chaquetón

Translation Matrix for jack:

NounRelated TranslationsOther Translations
americana jack colbert; halflange herenjas; jak; jasje
anorak jack mantel; overjas; windjack
capa jack afdeling; bolster; bovenblad; cape; coating; dekblad; dekmantel; departement; detachement; dop; echelon; film; filmpje; filmrolletje; geleding; huidje; klasse; laag; laagje; maatschappelijke klasse; omhulling; orde; rang; schaal; schil; schilletje; schoudermantel; schulp; schutblad; sectie; slag; stand; tak; velletje
cazadora jack jak
chaqueta jack beeldbuis; buis; colbert; halflange herenjas; jak; jasje; mantel; overjas; triktrak
chaquetón jack beeldbuis; buis; mantel; overjas

Related Words for "jack":

  • jacks

Related Definitions for "jack":

  1. sportief kort jasje voor buiten, met strakke boord onderaan1
    • ik heb een warm jack gekocht om te gaan skiën1