Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opblazen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opblazen from Dutch to Spanish

opblazen:

opblazen verb (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)

  1. opblazen (overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; aandikken; opschroeven)
  2. opblazen (iets overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; aandikken)
  3. opblazen (laten exploderen)

Conjugations for opblazen:

o.t.t.
  1. blaas op
  2. blaast op
  3. blaast op
  4. blazen op
  5. blazen op
  6. blazen op
o.v.t.
  1. blies op
  2. blies op
  3. blies op
  4. bliezen op
  5. bliezen op
  6. bliezen op
v.t.t.
  1. heb opgeblazen
  2. hebt opgeblazen
  3. heeft opgeblazen
  4. hebben opgeblazen
  5. hebben opgeblazen
  6. hebben opgeblazen
v.v.t.
  1. had opgeblazen
  2. had opgeblazen
  3. had opgeblazen
  4. hadden opgeblazen
  5. hadden opgeblazen
  6. hadden opgeblazen
o.t.t.t.
  1. zal opblazen
  2. zult opblazen
  3. zal opblazen
  4. zullen opblazen
  5. zullen opblazen
  6. zullen opblazen
o.v.t.t.
  1. zou opblazen
  2. zou opblazen
  3. zou opblazen
  4. zouden opblazen
  5. zouden opblazen
  6. zouden opblazen
en verder
  1. ben opgeblazen
  2. bent opgeblazen
  3. is opgeblazen
  4. zijn opgeblazen
  5. zijn opgeblazen
  6. zijn opgeblazen
diversen
  1. blaas op!
  2. blaast op!
  3. opgeblazen
  4. opblazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opblazen

  1. opblazen (laten exploderen)

Translation Matrix for opblazen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abultar aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven puilen; uitpuilen
engrosar aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; overdrijven
exagerar aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
explotar laten exploderen; opblazen aan stukken springen; bewerkstelligen; bouwklaar maken; exploderen; exploiteren; klappen; leegknijpen; ontginnen; ontploffen; ontwikkelen; persen; ploffen; profiteren; realiseren; springen; tot ontwikkeling brengen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitbuiten; uitpersen; verwerkelijken; verwezenlijken; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken
volar laten exploderen; opblazen inscheuren; navigeren; opwaaien; per vliegtuig reizen; scheuren; vliegen; vliegtuig besturen; voorbijvliegen
OtherRelated TranslationsOther Translations
volar laten exploderen; opblazen

Wiktionary Translations for opblazen:


Cross Translation:
FromToVia
opblazen inflar bloat — to fill soft substance with gas, water, etc
opblazen inflación inflation — expansion or increase in size
opblazen hinchar; inflar gonfler — Augmenter de volume, faire saillir.