Summary


Dutch

Detailed Translations for oplaten from Dutch to Spanish

oplaten:

oplaten verb (laat op, liet op, lieten op, opgelaten)

  1. oplaten (laten opstijgen)

Conjugations for oplaten:

o.t.t.
  1. laat op
  2. laat op
  3. laat op
  4. laten op
  5. laten op
  6. laten op
o.v.t.
  1. liet op
  2. liet op
  3. liet op
  4. lieten op
  5. lieten op
  6. lieten op
v.t.t.
  1. heb opgelaten
  2. hebt opgelaten
  3. heeft opgelaten
  4. hebben opgelaten
  5. hebben opgelaten
  6. hebben opgelaten
v.v.t.
  1. had opgelaten
  2. had opgelaten
  3. had opgelaten
  4. hadden opgelaten
  5. hadden opgelaten
  6. hadden opgelaten
o.t.t.t.
  1. zal oplaten
  2. zult oplaten
  3. zal oplaten
  4. zullen oplaten
  5. zullen oplaten
  6. zullen oplaten
o.v.t.t.
  1. zou oplaten
  2. zou oplaten
  3. zou oplaten
  4. zouden oplaten
  5. zouden oplaten
  6. zouden oplaten
diversen
  1. laat op!
  2. laat op!
  3. opgelaten
  4. oplatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oplaten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dejar despegar laten opstijgen; oplaten
echar a volar laten opstijgen; oplaten
hacer subir laten opstijgen; oplaten aanjagen; aanpoten; aansporen; doen stijgen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; opjutten; opschieten; opschroeven; overhaasten; porren; reppen; snellen; spoeden; veel doen stijgen; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
hacer volar laten opstijgen; oplaten wegblazen