Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. rondsturen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rondsturen from Dutch to Spanish

rondsturen:

rondsturen verb (stuur rond, stuurt rond, stuurde rond, stuurden rond, rondgestuurd)

  1. rondsturen
    enviar

Conjugations for rondsturen:

o.t.t.
  1. stuur rond
  2. stuurt rond
  3. stuurt rond
  4. sturen rond
  5. sturen rond
  6. sturen rond
o.v.t.
  1. stuurde rond
  2. stuurde rond
  3. stuurde rond
  4. stuurden rond
  5. stuurden rond
  6. stuurden rond
v.t.t.
  1. heb rondgestuurd
  2. hebt rondgestuurd
  3. heeft rondgestuurd
  4. hebben rondgestuurd
  5. hebben rondgestuurd
  6. hebben rondgestuurd
v.v.t.
  1. had rondgestuurd
  2. had rondgestuurd
  3. had rondgestuurd
  4. hadden rondgestuurd
  5. hadden rondgestuurd
  6. hadden rondgestuurd
o.t.t.t.
  1. zal rondsturen
  2. zult rondsturen
  3. zal rondsturen
  4. zullen rondsturen
  5. zullen rondsturen
  6. zullen rondsturen
o.v.t.t.
  1. zou rondsturen
  2. zou rondsturen
  3. zou rondsturen
  4. zouden rondsturen
  5. zouden rondsturen
  6. zouden rondsturen
en verder
  1. is rondgestuurd
  2. zijn rondgestuurd
diversen
  1. stuur rond!
  2. stuurt rond!
  3. rondgestuurd
  4. rondsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondsturen:

NounRelated TranslationsOther Translations
enviar verzending
VerbRelated TranslationsOther Translations
enviar rondsturen afwijzen; capituleren; doen toekomen; doorsturen; doorzenden; iem. iets sturen; insturen; inzenden; nazenden; ontheffen; ontslaan; opgeven; opsturen; overgeven; overmaken; posten; rondzenden; sturen; toezenden; uitleveren; uitsturen; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren; zenden; zich overgeven

Wiktionary Translations for rondsturen:


Cross Translation:
FromToVia
rondsturen emitir; radiar diffuserrépandre dans toutes les directions.