Summary


Dutch

Detailed Translations for sjezen from Dutch to Spanish

sjezen:

sjezen verb (sjeez, sjeezt, sjeezde, sjeezden, gesjeezd)

  1. sjezen (snel gaan)

Conjugations for sjezen:

o.t.t.
  1. sjeez
  2. sjeezt
  3. sjeezt
  4. sjeezen
  5. sjeezen
  6. sjeezen
o.v.t.
  1. sjeezde
  2. sjeezde
  3. sjeezde
  4. sjeezden
  5. sjeezden
  6. sjeezden
v.t.t.
  1. ben gesjeezd
  2. bent gesjeezd
  3. is gesjeezd
  4. zijn gesjeezd
  5. zijn gesjeezd
  6. zijn gesjeezd
v.v.t.
  1. was gesjeezd
  2. was gesjeezd
  3. was gesjeezd
  4. waren gesjeezd
  5. waren gesjeezd
  6. waren gesjeezd
o.t.t.t.
  1. zal sjezen
  2. zult sjezen
  3. zal sjezen
  4. zullen sjezen
  5. zullen sjezen
  6. zullen sjezen
o.v.t.t.
  1. zou sjezen
  2. zou sjezen
  3. zou sjezen
  4. zouden sjezen
  5. zouden sjezen
  6. zouden sjezen
diversen
  1. sjeez!
  2. sjeezt!
  3. gesjeezd
  4. sjezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sjezen:

NounRelated TranslationsOther Translations
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
apencar sjezen; snel gaan
cazar sjezen; snel gaan afschieten; afvuren; azen; betrappen; jachten; najagen; nastreven; opdrijven; ophitsen; opjagen; prooizoeken; schieten; schoten lossen; snappen; trachten te verkrijgen; vervolgen; voortjagen; vuren
correr sjezen; snel gaan aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; snellen; spoeden; stappen; stromen; uitdruppelen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen
darse prisa sjezen; snel gaan aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; omwoelen; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
ir volando sjezen; snel gaan ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; opvliegen; opwaarts vliegen; reppen; snellen; spoeden; stressen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
irse a cazar sjezen; snel gaan ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
irse volando sjezen; snel gaan jachten; jakkeren; reppen; spoeden; stressen
- crossen; scheuren

Synonyms for "sjezen":


Antonyms for "sjezen":


Related Definitions for "sjezen":

  1. wild en hard rijden1
    • hij sjeesde weg1
  2. zakken voor een tentamen1
    • helaas ben ik gesjeesd1