Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. versmallen:


Dutch

Detailed Translations for versmallen from Dutch to Spanish

versmallen:

versmallen verb (versmal, versmalt, versmalde, versmalden, versmald)

  1. versmallen (vernauwen)

Conjugations for versmallen:

o.t.t.
  1. versmal
  2. versmalt
  3. versmalt
  4. versmallen
  5. versmallen
  6. versmallen
o.v.t.
  1. versmalde
  2. versmalde
  3. versmalde
  4. versmalden
  5. versmalden
  6. versmalden
v.t.t.
  1. heb versmald
  2. hebt versmald
  3. heeft versmald
  4. hebben versmald
  5. hebben versmald
  6. hebben versmald
v.v.t.
  1. had versmald
  2. had versmald
  3. had versmald
  4. hadden versmald
  5. hadden versmald
  6. hadden versmald
o.t.t.t.
  1. zal versmallen
  2. zult versmallen
  3. zal versmallen
  4. zullen versmallen
  5. zullen versmallen
  6. zullen versmallen
o.v.t.t.
  1. zou versmallen
  2. zou versmallen
  3. zou versmallen
  4. zouden versmallen
  5. zouden versmallen
  6. zouden versmallen
diversen
  1. versmal!
  2. versmalt!
  3. versmald
  4. versmallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for versmallen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
estrechar vernauwen; versmallen insnoeren; klampen; klemmen; knellen; omklemmen