Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. zich aankleden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zich aankleden from Dutch to Spanish

zich aankleden:

zich aankleden verb

  1. zich aankleden

Translation Matrix for zich aankleden:

NounRelated TranslationsOther Translations
vestirse aandoen; aankleden; aantrekken; kleden
VerbRelated TranslationsOther Translations
vestirse zich aankleden aandoen; aankleden; aantrekken; kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien

Wiktionary Translations for zich aankleden:


Cross Translation:
FromToVia
zich aankleden vestirse dress — to clothe oneself

Related Translations for zich aankleden