Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verkeer:
  2. verkeren:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for verkeer:
    • traffic


Dutch

Detailed Translations for verkeer from Dutch to French

verkeer:

verkeer [het ~] noun

  1. het verkeer (geslachtsgemeenschap; omgang)
    l'union sexuelle; le coït; l'union charnelle
  2. het verkeer (vervoer over openbare wegen)
  3. het verkeer
    le trafic

Translation Matrix for verkeer:

NounRelated TranslationsOther Translations
circulation verkeer; vervoer over openbare wegen algemeenheid; circulatie; gangbaarheid; gebruikelijkheid; omloop; roulatie; rouleren; stromen
coït geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer gemeenschap; paring
trafic verkeer; vervoer over openbare wegen commercie; handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer; sluikhandel; smokkel; smokkelarij; smokkelen; smokkelhandel
transport publique verkeer; vervoer over openbare wegen
transport sur voies publiques verkeer; vervoer over openbare wegen
union charnelle geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer
union sexuelle geslachtsgemeenschap; omgang; verkeer

Related Definitions for "verkeer":

  1. alle voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken1
    • er komen steeds meer auto's in het verkeer1
  2. de omgang van mensen met elkaar1
    • in het maatschappelijk verkeer kan ik mij goed handhaven1

Wiktionary Translations for verkeer:

verkeer
noun
  1. het geheel van verplaatsingen waarbij goederen of personen vervoerd worden
verkeer
Cross Translation:
FromToVia
verkeer circulation; trafic traffic — pedestrians or vehicles on roads or on the air

verkeren:

verkeren verb (verkeer, verkeert, verkeerde, verkeerden, verkeerd)

  1. verkeren (ergens verkeren)
    être; se trouver
    • être verb (suis, es, est, sommes, )
    • se trouver verb
  2. verkeren (omgaan met)
    sortir avec; fréquenter
    • fréquenter verb (fréquente, fréquentes, fréquentons, fréquentez, )

Conjugations for verkeren:

o.t.t.
  1. verkeer
  2. verkeert
  3. verkeert
  4. verkeren
  5. verkeren
  6. verkeren
o.v.t.
  1. verkeerde
  2. verkeerde
  3. verkeerde
  4. verkeerden
  5. verkeerden
  6. verkeerden
v.t.t.
  1. heb verkeerd
  2. hebt verkeerd
  3. heeft verkeerd
  4. hebben verkeerd
  5. hebben verkeerd
  6. hebben verkeerd
v.v.t.
  1. had verkeerd
  2. had verkeerd
  3. had verkeerd
  4. hadden verkeerd
  5. hadden verkeerd
  6. hadden verkeerd
o.t.t.t.
  1. zal verkeren
  2. zult verkeren
  3. zal verkeren
  4. zullen verkeren
  5. zullen verkeren
  6. zullen verkeren
o.v.t.t.
  1. zou verkeren
  2. zou verkeren
  3. zou verkeren
  4. zouden verkeren
  5. zouden verkeren
  6. zouden verkeren
diversen
  1. verkeer!
  2. verkeert!
  3. verkeerd
  4. verkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
être creatuur; individu; mens; persoon; schepsel; sterveling; wezen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fréquenter omgaan met; verkeren aankomen; bezoeken; frequenteren; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; omgaan; op bezoek komen; op visite gaan; optrekken; opzoeken; voorbijkomen
se trouver ergens verkeren; verkeren er uitzien; geraken; naar buiten hangen; ogen; terecht komen; uithangen; zich bevinden; zijn
sortir avec omgaan met; verkeren
être ergens verkeren; verkeren zijn

Related Definitions for "verkeren":

  1. daarin zijn1
    • zij verkeert in levensgevaar1
  2. er regelmatig komen1
    • hij verkeert in bepaalde kringen1

Wiktionary Translations for verkeren:


Related Translations for verkeer