Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aangeschoten:
  2. aanschieten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aangeschoten from Dutch to French

aangeschoten:


Translation Matrix for aangeschoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
blessé geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
atteint aangeschoten; getroffen gekwetst; geraakt; getoucheerd; gewond
blessé aangeschoten; getroffen aangeslagen; gegriefd; gehavend; gekwetst; geraakt; getoucheerd; gewond
enivré aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
gris aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy beschonken; bezopen; blank; bleek; boosaardig; dronken; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig; zat
ivre aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; toeter; zat
pompette aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
pris de vin aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken; teut; tipsy
soûl aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; zat
touché aangeschoten; getroffen aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; bewogen; emotioneel; gekwetst; gepassioneerd; geraakt; geroerd; getroffen; gevoelig; gevoelvol; gewond; geëmotioneerd; kapot van; onthutst; ontroerd; ontsteld; paf; perplex
un peu ivre aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
éméché aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat

Wiktionary Translations for aangeschoten:

aangeschoten
adjective
  1. een beetje dronken
aangeschoten
adjective
  1. Saoul

Cross Translation:
FromToVia
aangeschoten éméché; égayé; gris; pompette tipsy — slightly drunk

aanschieten:

aanschieten verb (schiet aan, schoot aan, schoten aan, aangeschoten)

  1. aanschieten
    enfiler
    • enfiler verb (enfile, enfiles, enfilons, enfilez, )

Conjugations for aanschieten:

o.t.t.
  1. schiet aan
  2. schiet aan
  3. schiet aan
  4. schieten aan
  5. schieten aan
  6. schieten aan
o.v.t.
  1. schoot aan
  2. schoot aan
  3. schoot aan
  4. schoten aan
  5. schoten aan
  6. schoten aan
v.t.t.
  1. heb aangeschoten
  2. hebt aangeschoten
  3. heeft aangeschoten
  4. hebben aangeschoten
  5. hebben aangeschoten
  6. hebben aangeschoten
v.v.t.
  1. had aangeschoten
  2. had aangeschoten
  3. had aangeschoten
  4. hadden aangeschoten
  5. hadden aangeschoten
  6. hadden aangeschoten
o.t.t.t.
  1. zal aanschieten
  2. zult aanschieten
  3. zal aanschieten
  4. zullen aanschieten
  5. zullen aanschieten
  6. zullen aanschieten
o.v.t.t.
  1. zou aanschieten
  2. zou aanschieten
  3. zou aanschieten
  4. zouden aanschieten
  5. zouden aanschieten
  6. zouden aanschieten
diversen
  1. schiet aan!
  2. schiet aan!
  3. aangeschoten
  4. aanschietende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enfiler aanschieten aaneenrijgen; dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen