Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bespatten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bespatten from Dutch to French

bespatten:

bespatten verb (bespat, bespatte, bespatten, bespat)

  1. bespatten (bespetteren)
    pulvériser
    • pulvériser verb (pulvérise, pulvérises, pulvérisons, pulvérisez, )

Conjugations for bespatten:

o.t.t.
  1. bespat
  2. bespat
  3. bespat
  4. bespatten
  5. bespatten
  6. bespatten
o.v.t.
  1. bespatte
  2. bespatte
  3. bespatte
  4. bespatten
  5. bespatten
  6. bespatten
v.t.t.
  1. heb bespat
  2. hebt bespat
  3. heeft bespat
  4. hebben bespat
  5. hebben bespat
  6. hebben bespat
v.v.t.
  1. had bespat
  2. had bespat
  3. had bespat
  4. hadden bespat
  5. hadden bespat
  6. hadden bespat
o.t.t.t.
  1. zal bespatten
  2. zult bespatten
  3. zal bespatten
  4. zullen bespatten
  5. zullen bespatten
  6. zullen bespatten
o.v.t.t.
  1. zou bespatten
  2. zou bespatten
  3. zou bespatten
  4. zouden bespatten
  5. zouden bespatten
  6. zouden bespatten
diversen
  1. bespat!
  2. bespat!
  3. bespat
  4. bespattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bespatten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pulvériser bespatten; bespetteren fijn drukken; fijnmaken; fijnmalen; kapotdrukken; malen; platdrukken; tot poeder maken; verbrijzelen; vergruizen; vermalen; vermorzelen; vernevelen; verpletteren; verpulveren; verstuiven

Wiktionary Translations for bespatten: