Dutch

Detailed Translations for bezielen from Dutch to French

bezielen:

bezielen verb (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)

  1. bezielen (een inspirerende werking hebben; inspireren)
    inspirer; animer; vivifier; stimuler; enthousiasmer
    • inspirer verb (inspire, inspires, inspirons, inspirez, )
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )
    • vivifier verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • enthousiasmer verb (enthousiasme, enthousiasmes, enthousiasmons, enthousiasmez, )
  2. bezielen (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    promouvoir; applaudir; favoriser; exciter; ovationner; acclamer; enthousiasmer; inspirer; ranimer; stimuler; attiser; vivifier; donner du courage; animer quelqu'un
    • promouvoir verb (promeus, promeut, promouvons, promouvez, )
    • applaudir verb (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )
    • favoriser verb (favorise, favorises, favorisons, favorisez, )
    • exciter verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • ovationner verb (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, )
    • acclamer verb (acclame, acclames, acclamons, acclamez, )
    • enthousiasmer verb (enthousiasme, enthousiasmes, enthousiasmons, enthousiasmez, )
    • inspirer verb (inspire, inspires, inspirons, inspirez, )
    • ranimer verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • vivifier verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
  3. bezielen (stimuleren; aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen)
    enflammer; stimuler; vivifier; activer; raviver; animer
    • enflammer verb (enflamme, enflammes, enflammons, enflammez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • vivifier verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )
    • raviver verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )

Conjugations for bezielen:

o.t.t.
  1. beziel
  2. bezielt
  3. bezielt
  4. bezielen
  5. bezielen
  6. bezielen
o.v.t.
  1. bezielde
  2. bezielde
  3. bezielde
  4. bezielden
  5. bezielden
  6. bezielden
v.t.t.
  1. heb bezield
  2. hebt bezield
  3. heeft bezield
  4. hebben bezield
  5. hebben bezield
  6. hebben bezield
v.v.t.
  1. had bezield
  2. had bezield
  3. had bezield
  4. hadden bezield
  5. hadden bezield
  6. hadden bezield
o.t.t.t.
  1. zal bezielen
  2. zult bezielen
  3. zal bezielen
  4. zullen bezielen
  5. zullen bezielen
  6. zullen bezielen
o.v.t.t.
  1. zou bezielen
  2. zou bezielen
  3. zou bezielen
  4. zouden bezielen
  5. zouden bezielen
  6. zouden bezielen
diversen
  1. beziel!
  2. bezielt!
  3. bezield
  4. bezielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezielen:

NounRelated TranslationsOther Translations
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbRelated TranslationsOther Translations
acclamer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bemoedigen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
activer aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
animer aanmoedigen; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opjutten; opleven; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
animer quelqu'un aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen iemand opstoken; opjutten; opzetten
applaudir aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bemoedigen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
attiser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; wakker schudden
donner du courage aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
enflammer aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren
enthousiasmer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
exciter aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toemoedigen
favoriser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; begunstigen; bevoordelen; bevorderen; doneren; geven; helpen; promoten; promoveren; schenken; voorschuiven; voortrekken
inspirer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
ovationner aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bemoedigen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
promouvoir aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; bevorderd worden; bevorderen; helpen; hogerop komen; niveau verhogen; promoten; promoveren; zich opwerken
ranimer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
raviver aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; blij maken; fleurig maken; opfleuren; opleven; opmonteren; oprakelen; opwekken; reanimeren; ter sprake brengen; tot leven wekken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
stimuler aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; animeren; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
vivifier aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen activeren; inboezemen; ingeven; inspireren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
activer inschakelen
promouvoir niveau verhogen

Wiktionary Translations for bezielen: