Summary


Dutch

Detailed Translations for gadeslaan from Dutch to French

gadeslaan:

gadeslaan verb (sla gade, slaat gade, sloeg gade, sloegen gade, gade geslagen)

  1. gadeslaan (bekijken; toeschouwen; aankijken)
    examiner; considérer; fixer; observer; surveiller; voir; regarder
    • examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, )
    • considérer verb (considère, considères, considérons, considérez, )
    • fixer verb (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • observer verb (observe, observes, observons, observez, )
    • surveiller verb (surveille, surveilles, surveillons, surveillez, )
    • voir verb (vois, voit, voyons, voyez, )
    • regarder verb (regarde, regardes, regardons, regardez, )
  2. gadeslaan (observeren; zien; kijken; bekijken; waarnemen)
    observer
    • observer verb (observe, observes, observons, observez, )
  3. gadeslaan (waarnemen; zien; observeren; )
    voir; se rendre compte de; apercevoir; remarquer; percevoir; distinguer; observer
    • voir verb (vois, voit, voyons, voyez, )
    • apercevoir verb (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, )
    • remarquer verb (remarque, remarques, remarquons, remarquez, )
    • percevoir verb (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
    • distinguer verb (distingue, distingues, distinguons, distinguez, )
    • observer verb (observe, observes, observons, observez, )

Conjugations for gadeslaan:

o.t.t.
  1. sla gade
  2. slaat gade
  3. slaat gade
  4. slaan gade
  5. slaan gade
  6. slaan gade
o.v.t.
  1. sloeg gade
  2. sloeg gade
  3. sloeg gade
  4. sloegen gade
  5. sloegen gade
  6. sloegen gade
v.t.t.
  1. heb gade geslagen
  2. hebt gade geslagen
  3. heeft gade geslagen
  4. hebben gade geslagen
  5. hebben gade geslagen
  6. hebben gade geslagen
v.v.t.
  1. had gade geslagen
  2. had gade geslagen
  3. had gade geslagen
  4. hadden gade geslagen
  5. hadden gade geslagen
  6. hadden gade geslagen
o.t.t.t.
  1. zal gadeslaan
  2. zult gadeslaan
  3. zal gadeslaan
  4. zullen gadeslaan
  5. zullen gadeslaan
  6. zullen gadeslaan
o.v.t.t.
  1. zou gadeslaan
  2. zou gadeslaan
  3. zou gadeslaan
  4. zouden gadeslaan
  5. zouden gadeslaan
  6. zouden gadeslaan
diversen
  1. sla gade!
  2. slaat gade!
  3. gade geslagen
  4. gade slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gadeslaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
examiner bezichtigen; bezichtiging
fixer aanhechten; bevestiging; vasthechten; vastmaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
apercevoir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; aanvoelen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; horen; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te horen krijgen; te zien krijgen; turen; vernemen; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
considérer aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen achten; afwegen; appreciëren; bedenken; bekijken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bespiegelen; bezichtigen; consideren; considereren; doordenken; eerbiedigen; hoogachten; hoogschatten; iets overwegen; in overweging nemen; inleven; inspecteren; invoelen; meeleven; nadenken; op prijs stellen; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; respecteren; voelen; waarderen; zich beraden
distinguer bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; gewaarworden; kijken; merken; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
examiner aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen aanschouwen; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; checken; controleren; doordenken; doorvorsen; examineren; inkijken; inspecteren; inzien; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; rechercheren; schouwen; snuffelen; speuren; testen; toetsen; verifiëren; verkennen
fixer aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen aan elkaar bevestigen; aandraaien; aangespen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; adviseren; afwegen; bevestigen; binden; dichtbinden; dichtgespen; dichtsnoeren; door draaien vastmaken; ergens aan bevestigen; hechten; iets aanraden; ingeven; kijken; knevelen; knopen; lijmen; neerleggen; onderuit halen; opplakken; opsluiten; overdenken; overwegen; raden; schouwen; strikken; suggereren; toebinden; toegespen; toeschouwen; vastbinden; vastgespen; vasthaken; vasthechten; vastkoppelen; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
observer aankijken; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; signaleren; toeschouwen; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; achten; bekijken; bemerken; bespeuren; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; eerbiedigen; gewaarworden; hoogachten; hoogschatten; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; merken; nakomen; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; patrouilleren; respecteren; staren; surveilleren; te zien krijgen; toekijken; toezicht houden; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
percevoir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; eisen; geld in ontvangst nemen; gewaarworden; iets voelen; incasseren; inmanen; innen; invorderen; inzien; kijken; merken; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; staren; te zien krijgen; turen; verkrijgen; verwerven; voelen; vorderen; waarnemen; zien
regarder aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen aanblikken; aangaan; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; betreffen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; in de gaten houden; in het oog houden; inkijken; inspecteren; inzien; kijken; kijken naar; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; raken; schouwen; slaan op; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; zien
remarquer bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; beleven; bemerken; bespeuren; ervaren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
se rendre compte de bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanvoelen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; opmerken; signaleren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
surveiller aankijken; bekijken; gadeslaan; toeschouwen achternagaan; achternalopen; behoeden; behouden; bekijken; beschermen; bewaken; bezichtigen; in bescherming nemen; inspecteren; nalopen; patrouilleren; surveilleren; toekijken; toezicht houden; toezien; toezien op; volgen
voir aankijken; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; toeschouwen; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doornemen; doorzien; gewaarworden; inspecteren; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; snappen; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary Translations for gadeslaan:

gadeslaan
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens