Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. geëgaliseerd:
  2. egaliseren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geëgaliseerd from Dutch to French

geëgaliseerd:

geëgaliseerd adj

  1. geëgaliseerd (plat; vlak)

Translation Matrix for geëgaliseerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aplati geëgaliseerd; plat; vlak afgeplat; geplet
égalisé geëgaliseerd; plat; vlak

Related Words for "geëgaliseerd":

  • geëgaliseerde

egaliseren:

egaliseren verb (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)

  1. egaliseren (gladmaken; gelijkmaken; effenen)
    égaliser; polir; lisser; niveler; aplanir; défroisser; rendre lisse
    • égaliser verb (égalise, égalises, égalisons, égalisez, )
    • polir verb (polis, polit, polissons, polissez, )
    • lisser verb (lisse, lisses, lissons, lissez, )
    • niveler verb (nivelle, nivelles, nivelons, nivelez, )
    • aplanir verb (aplanis, aplanit, aplanissons, aplanissez, )
    • défroisser verb (défroisse, défroisses, défroissons, défroissez, )
  2. egaliseren (vereffenen; effenen)
    régler; acquitter; solder; liquider; arranger
    • régler verb (règle, règles, réglons, réglez, )
    • acquitter verb (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, )
    • solder verb (solde, soldes, soldons, soldez, )
    • liquider verb (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • arranger verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )

Conjugations for egaliseren:

o.t.t.
  1. egaliseer
  2. egaliseert
  3. egaliseert
  4. egaliseren
  5. egaliseren
  6. egaliseren
o.v.t.
  1. egaliseerde
  2. egaliseerde
  3. egaliseerde
  4. egaliseerden
  5. egaliseerden
  6. egaliseerden
v.t.t.
  1. heb geëgaliseerd
  2. hebt geëgaliseerd
  3. heeft geëgaliseerd
  4. hebben geëgaliseerd
  5. hebben geëgaliseerd
  6. hebben geëgaliseerd
v.v.t.
  1. had geëgaliseerd
  2. had geëgaliseerd
  3. had geëgaliseerd
  4. hadden geëgaliseerd
  5. hadden geëgaliseerd
  6. hadden geëgaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal egaliseren
  2. zult egaliseren
  3. zal egaliseren
  4. zullen egaliseren
  5. zullen egaliseren
  6. zullen egaliseren
o.v.t.t.
  1. zou egaliseren
  2. zou egaliseren
  3. zou egaliseren
  4. zouden egaliseren
  5. zouden egaliseren
  6. zouden egaliseren
en verder
  1. is geëgaliseerd
  2. zijn geëgaliseerd
diversen
  1. egaliseer!
  2. egaliseert!
  3. geëgaliseerd
  4. egaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for egaliseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
égaliser vlak maken
VerbRelated TranslationsOther Translations
acquitter effenen; egaliseren; vereffenen aanzuiveren; afbetalen; aflossen; afrekenen; betalen; dechargeren; genoegdoen; inlossen; nabetalen; onschuldig verklaren; vereffenen; verrekenen; voldoen; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
aplanir effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afplatten; effenen; gladmaken; gladwrijven; platmaken; polijsten; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
arranger effenen; egaliseren; vereffenen afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vlijen; voor elkaar krijgen
défroisser effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladstrijken; strijken
liquider effenen; egaliseren; vereffenen afbreken; afmaken; bergen; breken; doden; doodmaken; doodslaan; koudmaken; liquideren; neerhalen; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opdoeken; opheffen; opruimen; slopen; teniet doen; uit de weg ruimen; uit elkaar halen; uitroeien; uitverkopen; van kant maken; verijdelen; vermoorden; vernietigen
lisser effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afplatten; effenen; gelijkmaken; glanzig verven; nivelleren; platmaken; satineren; vlak maken
niveler effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afstompen; assimileren; betalen; gelijkmaken; nivelleren; vereffenen; vervlakken; vlak maken; voldoen
polir effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken aanzetten; afschuren; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; raspen; schaven; scherpen; schuren; slijpen; uitslijpen; wegslijpen; wetten
rendre lisse effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
régler effenen; egaliseren; vereffenen aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; afdoen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; betalen; bijleggen; bijstellen; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; in orde maken; inlossen; instellen; klaren; maken; nabetalen; rechtzetten; regelen; repareren; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; uitpraten; vereffenen; verrekenen; voldoen
solder effenen; egaliseren; vereffenen aanzuiveren; bergen; betalen; genoegdoen; lager maken; nabetalen; opruimen; uitverkopen; vereffenen; verlagen; verrekenen; voldoen
égaliser effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken afplatten; assimileren; betalen; bijknippen; een beetje knippen; effenen; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; vlak maken; voldoen

Wiktionary Translations for egaliseren:

egaliseren
verb
  1. (overgankelijk) gelijk maken, gladmaken