Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. geconcentreerd:
  2. concentreren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geconcentreerd from Dutch to French

geconcentreerd:

geconcentreerd adj

  1. geconcentreerd (ingespannen; verdiept)
  2. geconcentreerd (op één punt gericht)

Translation Matrix for geconcentreerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
ModifierRelated TranslationsOther Translations
concentré geconcentreerd; ingespannen; op één punt gericht; van sterk gehalte; verdiept
fixe geconcentreerd; ingespannen; van sterk gehalte; verdiept bestendig; chagrijnig; definitief; knorrig; korzelig; nors; nurks; onafgewend; onbuigzaam; onveranderlijk; onverzettelijk; permanent; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; vastgesteld; vaststaand; verstard
fixé geconcentreerd; op één punt gericht aan elkaar zittend; aaneengehecht; aangehecht; aangeplakt; aangevoegd; geboeid; gekoppeld; vastgebonden; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend; verbonden
juste geconcentreerd; ingespannen; van sterk gehalte; verdiept aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; eng; fair; feitelijk; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; logisch; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; vast; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
tendu geconcentreerd; ingespannen; van sterk gehalte; verdiept bespannen; chagrijnig; gespannen; gestrekt; gestressd; knorrig; korzelig; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; opgejaagd; stijfkoppig; stug; taai; uitgerekt

Wiktionary Translations for geconcentreerd:


Cross Translation:
FromToVia
geconcentreerd fort strong — having a high concentration of an essential or active ingredient

concentreren:

concentreren verb (concentreer, concentreert, concentreerde, concentreerden, geconcentreerd)

  1. concentreren (samenbrengen; bijeenbrengen; bij elkaar brengen)
    concentrer; rassembler; réunir; unir
    • concentrer verb (concentre, concentres, concentrons, concentrez, )
    • rassembler verb (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )
    • réunir verb (réunis, réunit, réunissons, réunissez, )
    • unir verb (unis, unit, unissons, unissez, )

Conjugations for concentreren:

o.t.t.
  1. concentreer
  2. concentreert
  3. concentreert
  4. concentreren
  5. concentreren
  6. concentreren
o.v.t.
  1. concentreerde
  2. concentreerde
  3. concentreerde
  4. concentreerden
  5. concentreerden
  6. concentreerden
v.t.t.
  1. heb geconcentreerd
  2. hebt geconcentreerd
  3. heeft geconcentreerd
  4. hebben geconcentreerd
  5. hebben geconcentreerd
  6. hebben geconcentreerd
v.v.t.
  1. had geconcentreerd
  2. had geconcentreerd
  3. had geconcentreerd
  4. hadden geconcentreerd
  5. hadden geconcentreerd
  6. hadden geconcentreerd
o.t.t.t.
  1. zal concentreren
  2. zult concentreren
  3. zal concentreren
  4. zullen concentreren
  5. zullen concentreren
  6. zullen concentreren
o.v.t.t.
  1. zou concentreren
  2. zou concentreren
  3. zou concentreren
  4. zouden concentreren
  5. zouden concentreren
  6. zouden concentreren
en verder
  1. ben geconcentreerd
  2. bent geconcentreerd
  3. is geconcentreerd
  4. zijn geconcentreerd
  5. zijn geconcentreerd
  6. zijn geconcentreerd
diversen
  1. concentreer!
  2. concentreert!
  3. geconcentreerd
  4. concentrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

concentreren [znw.] noun

  1. concentreren
    la concentration

Translation Matrix for concentreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
concentration concentreren aandacht verenigen; concentratie; dichtheid; geconcentreerdheid; gespannenheid; ingespannenheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
concentrer bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen centraliseren; door koken dikker worden; indikken; verdikken
rassembler bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen bijeen dragen; bijeen roepen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; convoceren; inzamelen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenroepen; scharen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
réunir bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen afspreken; bijeen krijgen; bijeen voegen; bijeenkrijgen; combineren; een combinatie maken; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; fuseren; herenigen; ineensmelten; samengaan; samenkomen; samensmelten; samenvoegen; treffen; verenigen; versmelten; verzamelen; weer bijeenbrengen
unir bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen bijeen voegen; bundelen; combineren; koppelen; paren; samenvoegen; verbinden; verbroederen; zich verzoenen met

Wiktionary Translations for concentreren:

concentreren
verb
  1. op één plek samenbrengen
  2. zich ~ op één zaak toespitsen

Cross Translation:
FromToVia
concentreren concentrer concentrate — bring to, or direct toward, a common center
concentreren concentrer concentrate — increase the strength and diminish the bulk of, as of a liquid or an ore
concentreren concentrer concentrate — focus one's thought or attention