Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. grimeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for grimeren from Dutch to French

grimeren:

grimeren verb (grimeer, grimeert, grimeerde, grimeerden, gegrimeerd)

  1. grimeren
    grimer
    • grimer verb (grime, grimes, grimons, grimez, )

Conjugations for grimeren:

o.t.t.
  1. grimeer
  2. grimeert
  3. grimeert
  4. grimeren
  5. grimeren
  6. grimeren
o.v.t.
  1. grimeerde
  2. grimeerde
  3. grimeerde
  4. grimeerden
  5. grimeerden
  6. grimeerden
v.t.t.
  1. heb gegrimeerd
  2. hebt gegrimeerd
  3. heeft gegrimeerd
  4. hebben gegrimeerd
  5. hebben gegrimeerd
  6. hebben gegrimeerd
v.v.t.
  1. had gegrimeerd
  2. had gegrimeerd
  3. had gegrimeerd
  4. hadden gegrimeerd
  5. hadden gegrimeerd
  6. hadden gegrimeerd
o.t.t.t.
  1. zal grimeren
  2. zult grimeren
  3. zal grimeren
  4. zullen grimeren
  5. zullen grimeren
  6. zullen grimeren
o.v.t.t.
  1. zou grimeren
  2. zou grimeren
  3. zou grimeren
  4. zouden grimeren
  5. zouden grimeren
  6. zouden grimeren
en verder
  1. ben gegrimeerd
  2. bent gegrimeerd
  3. is gegrimeerd
  4. zijn gegrimeerd
  5. zijn gegrimeerd
  6. zijn gegrimeerd
diversen
  1. grimeer!
  2. grimeert!
  3. gegrimeerd
  4. grimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grimeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
grimer grimeren

Wiktionary Translations for grimeren:

grimeren
verb
  1. (overgankelijk) schminken om er de voor de rol vereiste uitdrukking aan te geven
grimeren
verb
  1. Farder, recouvrir de fard.