Dutch

Detailed Translations for hachelijk from Dutch to French

hachelijk:


Translation Matrix for hachelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
critique aanmerking; beoordeling; bespreking; boekbespreking; commentaar; criticus; kritiek; opmerking; recensent; recensie
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aléatoire delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
critique benard; benauwd; delicaat; ernstig; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; zorgelijk; zorgwekkend bedenkelijk; betwist; cruciaal; dubieus; essentieel; kardinaal; kritisch; kwestieus; lastig; moeilijk; niet makkelijk; noodzakelijk; omstreden; ongemakkelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; onrustbarend; problematisch; twijfelachtig; van levensbelang; verdacht; verontrustend; vitaal; voornaamst; wezenlijk; zorgelijk; zorgwekkend; zwaar
de manière précaire delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
difficile benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bezwaarlijk; inspannend; kritisch; lastig; lastige; met bezwaren; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; pittig; problematisch; straf; veeleisend; zwaar
délicat benard; benauwd; delicaat; ernstig; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; zorgelijk; zorgwekkend bedenkelijk; betwist; breekbaar; broos; delicaat; dubieus; elegant; fijn; fijn van smaak; fijnbesnaard; fijngevoelig; fijntjes; fijnzinnig; fragiel; frèle; gracieus; heel mooi; heerlijk; hemels; iel; kieskeurig; kostelijk; kwestieus; kwetsbaar; lastig; lekker; mager; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; niet makkelijk; omstreden; ongemakkelijk; overheerlijk; problematisch; reuzelekker; sierlijk; slap; smakelijk; spichtig; sprieterig; subtiel; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; twijfelachtig; uitgelezen; verdacht; verfijnd; verrukkelijk; zalig; zwaar; zwak
embarrassant benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend ergerlijk; gênant; hinder veroorzakend; hinderlijk; irritant; lastig; lastige; met een groot gewicht; moeilijk; niet makkelijk; onaangenaam; ongemakkelijk; onhandelbaar; onhanteerbaar; onprettig; storend; vervelend; zwaar
gênant benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend ergerlijk; genant; gênant; hinder veroorzakend; hinderlijk; irritant; lastig; lastige; moeilijk; niet makkelijk; niet schikkend; onaangenaam; ongemakkelijk; onprettig; pijnlijk; storend; vervelend; zeer doend; zwaar
hasardeux delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant avontuurlijk; bedreigend; gevaarlijk
incertain delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair aarzelend; besluiteloos; discutabel; halfslachtig; inconsistent; los; niet zeker; ongewis; onstandvastig; onvast; rank; schoorvoetend; twijfelachtig; twijfelmoedig; variabel; variërend; veranderlijk; wankel; wankelbaar; wankelend; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
inquiétant benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend angstaanjagend; angstwekkend; eng; erg; ernstig; griezelig; kwalijk; onrustbarend; ontstellend; schrikaanjagend; schrikwekkend; van bedenkelijke aard; verontrustend; vreesaanjagend; vreeswekkend; zorgelijk; zorgwekkend
précaire delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair dreigend; eng; los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
précairement delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair dreigend; eng
pénible benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bezwaarlijk; genant; gênant; hinder veroorzakend; hinderlijk; lastig; lastige; met bezwaren; moeilijk; niet makkelijk; niet schikkend; onaangenaam; ongemakkelijk; pijnlijk; storend; zeer doend; zwaar
périlleuse delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair halsbrekend; levensgevaarlijk
périlleux delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant bedreigend; gevaarlijk; halsbrekend; levensgevaarlijk
risqué gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant doldriest; gedurfd; gewaagd; lichtzinnig; overmoedig; pikant; roekeloos; smeuig; vermetel; waaghalzig
à titre précaire delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
épineux benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend branderig; doornachtig; doornachtige; doornen; doornig; met stekels; stekelig; van doornstruiken; van een doorngewas; vol doornen

Related Words for "hachelijk":

  • hachelijkheid, hachelijker, hachelijkere, hachelijkst, hachelijkste, hachelijke

Wiktionary Translations for hachelijk:

hachelijk
adjective
  1. Qui met en danger (sens général)
  2. Qui est dangereux, où il y a du péril.
  3. Qui être à redouter.