Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. knisperen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knisperen from Dutch to French

knisperen:

knisperen verb (knisper, knispert, knisperde, knisperden, geknisperd)

  1. knisperen (ritselen)
    crépiter; gazouiller; frémir; grouiller; susurrer; crisser; grésiller; bruire; se froisser; froufrouter
    • crépiter verb (crépite, crépites, crépitons, crépitez, )
    • gazouiller verb (gazouille, gazouilles, gazouillons, gazouillez, )
    • frémir verb (frémis, frémit, frémissons, frémissez, )
    • grouiller verb (grouille, grouilles, grouillons, grouillez, )
    • susurrer verb (susurre, susurres, susurrons, susurrez, )
    • crisser verb (crisse, crisses, crissons, crissez, )
    • grésiller verb
    • bruire verb
    • froufrouter verb (froufroute, froufroutes, froufroutons, froufroutez, )

Conjugations for knisperen:

o.t.t.
  1. knisper
  2. knispert
  3. knispert
  4. knisperen
  5. knisperen
  6. knisperen
o.v.t.
  1. knisperde
  2. knisperde
  3. knisperde
  4. knisperden
  5. knisperden
  6. knisperden
v.t.t.
  1. heb geknisperd
  2. hebt geknisperd
  3. heeft geknisperd
  4. hebben geknisperd
  5. hebben geknisperd
  6. hebben geknisperd
v.v.t.
  1. had geknisperd
  2. had geknisperd
  3. had geknisperd
  4. hadden geknisperd
  5. hadden geknisperd
  6. hadden geknisperd
o.t.t.t.
  1. zal knisperen
  2. zult knisperen
  3. zal knisperen
  4. zullen knisperen
  5. zullen knisperen
  6. zullen knisperen
o.v.t.t.
  1. zou knisperen
  2. zou knisperen
  3. zou knisperen
  4. zouden knisperen
  5. zouden knisperen
  6. zouden knisperen
diversen
  1. knisper!
  2. knispert!
  3. geknisperd
  4. knisperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knisperen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bruire knisperen; ritselen mousseren; opbruisen; ruisen; sprankelen; tintelen; zacht ruisen
crisser knisperen; ritselen knarsen; raspen; schaven; schuren
crépiter knisperen; ritselen
froufrouter knisperen; ritselen ruisen; suizelen; suizen
frémir knisperen; ritselen beven; bibberen; griezelen; gruwelen; gruwen; huiveren; kloppen; lillen; rillen; sidderen; trillen; vibreren
gazouiller knisperen; ritselen bazelen; fluisteren; klank voortbrengen; klinken; kwelen; kwetteren; kwinkeleren; lallen; lispelen; luiden; sissen; tjilpen; wauwelen
grouiller knisperen; ritselen krioelen; kruipen; wemelen; wriemelen
grésiller knisperen; ritselen
se froisser knisperen; ritselen kreukelen; kreuken; rimpelen; verfrommelen; verkreukelen
susurrer knisperen; ritselen fluisteren; lispelen; sissen; smiespelen; smoezen

Wiktionary Translations for knisperen:

knisperen
verb
  1. een licht knetterend geluid maken