Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. meerekenen:


Dutch

Detailed Translations for meerekenen from Dutch to French

meerekenen:

meerekenen verb (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)

  1. meerekenen (meetellen)
    inclure; comprendre; compter
    • inclure verb (inclus, inclut, incluons, incluez, )
    • comprendre verb (comprends, comprend, comprenons, comprenez, )
    • compter verb (compte, comptes, comptons, comptez, )
  2. meerekenen (erbij rekenen; meetellen)
    inclure; compter; calculer
    • inclure verb (inclus, inclut, incluons, incluez, )
    • compter verb (compte, comptes, comptons, comptez, )
    • calculer verb (calcule, calcules, calculons, calculez, )

Conjugations for meerekenen:

o.t.t.
  1. reken mee
  2. rekent mee
  3. rekent mee
  4. rekenen mee
  5. rekenen mee
  6. rekenen mee
o.v.t.
  1. rekende mee
  2. rekende mee
  3. rekende mee
  4. rekenden mee
  5. rekenden mee
  6. rekenden mee
v.t.t.
  1. heb meegerekend
  2. hebt meegerekend
  3. heeft meegerekend
  4. hebben meegerekend
  5. hebben meegerekend
  6. hebben meegerekend
v.v.t.
  1. had meegerekend
  2. had meegerekend
  3. had meegerekend
  4. hadden meegerekend
  5. hadden meegerekend
  6. hadden meegerekend
o.t.t.t.
  1. zal meerekenen
  2. zult meerekenen
  3. zal meerekenen
  4. zullen meerekenen
  5. zullen meerekenen
  6. zullen meerekenen
o.v.t.t.
  1. zou meerekenen
  2. zou meerekenen
  3. zou meerekenen
  4. zouden meerekenen
  5. zouden meerekenen
  6. zouden meerekenen
en verder
  1. ben meegerekend
  2. bent meegerekend
  3. is meegerekend
  4. zijn meegerekend
  5. zijn meegerekend
  6. zijn meegerekend
diversen
  1. reken mee!
  2. rekent mee!
  3. meegerekend
  4. meerekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meerekenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calculer erbij rekenen; meerekenen; meetellen becijferen; begroten; berekenen; calculeren; preciseren; ramen; rekenen; schatten; uitrekenen; uitwerken
comprendre meerekenen; meetellen beginnen te snappen; begrijpen; beperken; beslaan; bestaan uit; doorhebben; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; indammen; inkapselen; inleven; inperken; invoelen; inzien; limiteren; meeleven; met het verstand vatten; omvatten; ruimte innemen; snappen; verstaan; voelen
compter erbij rekenen; meerekenen; meetellen erbij optellen; erbij tellen; factureren; in rekening brengen; rekenen; tellen; toevoegen
inclure erbij rekenen; meerekenen; meetellen bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; insluiten; meeberekenen; rekenen tot; toevoegen