Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. noodwendigheid:


Dutch

Detailed Translations for noodwendigheid from Dutch to French

noodwendigheid:

noodwendigheid [de ~ (v)] noun

  1. de noodwendigheid (behoeftigheid; nood)
    la nécessité; l'indigence; la pauvreté; l'adversité; la détresse; la misère

Translation Matrix for noodwendigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
adversité behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; tegenwind; terugslagen
détresse behoeftigheid; nood; noodwendigheid droefenis; droefheid; ellende; hulpbehoevendheid; kruis; kwel; leed; malheur; moeilijkheden; nood; ongeluk; onheil; onspoed; pech; pijn; ramp; rampspoed; rouw; smart; tegenslag; tegenspoed; terugslagen; treurigheid
indigence behoeftigheid; nood; noodwendigheid armelijkheid; behoeftigheid; hulpbehoevendheid; lauwheid; lusteloosheid; minvermogendheid; nood; noodtoestand; ongeanimeerdheid
misère behoeftigheid; nood; noodwendigheid armoede; armzaligheid; ellende; gebrek; gebrekkige toestand; gemis; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; kommer; krapte; kwel; magerheid; malheur; misère; moeilijkheden; nood; ongeluk; onheil; onspoed; pech; poverheid; problemen; ramp; rampspoed; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; sores; tegenslag; tegenslagen; tegenspoed; tekort; terugslagen; treurigheid; zorgen
nécessité behoeftigheid; nood; noodwendigheid armelijkheid; behoeftigheid; elementaire zaak; haveloosheid; hulpbehoevendheid; minvermogendheid; noodzaak; sjofelheid
pauvreté behoeftigheid; nood; noodwendigheid armelijkheid; armoede; armoedigheid; armzaligheid; behoeftigheid; eenvoud; ellende; gebrek; haveloosheid; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; krapte; magerheid; magerte; minvermogendheid; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; simpelheid; sjofelheid; soberheid; stumperigheid; tekort

Related Words for "noodwendigheid":

  • noodwendigheden