Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. solidariseren:


Dutch

Detailed Translations for solidariseren from Dutch to French

solidariseren:

solidariseren verb (solidariseer, solidariseert, solidariseerde, solidariseerden, gesolidariseerd)

  1. solidariseren (solidair maken)
    consolider; se solidariser; rendre solidaire
    • consolider verb (consolide, consolides, consolidons, consolidez, )

Conjugations for solidariseren:

o.t.t.
  1. solidariseer
  2. solidariseert
  3. solidariseert
  4. solidariseren
  5. solidariseren
  6. solidariseren
o.v.t.
  1. solidariseerde
  2. solidariseerde
  3. solidariseerde
  4. solidariseerden
  5. solidariseerden
  6. solidariseerden
v.t.t.
  1. heb gesolidariseerd
  2. hebt gesolidariseerd
  3. heeft gesolidariseerd
  4. hebben gesolidariseerd
  5. hebben gesolidariseerd
  6. hebben gesolidariseerd
v.v.t.
  1. had gesolidariseerd
  2. had gesolidariseerd
  3. had gesolidariseerd
  4. hadden gesolidariseerd
  5. hadden gesolidariseerd
  6. hadden gesolidariseerd
o.t.t.t.
  1. zal solidariseren
  2. zult solidariseren
  3. zal solidariseren
  4. zullen solidariseren
  5. zullen solidariseren
  6. zullen solidariseren
o.v.t.t.
  1. zou solidariseren
  2. zou solidariseren
  3. zou solidariseren
  4. zouden solidariseren
  5. zouden solidariseren
  6. zouden solidariseren
en verder
  1. ben gesolidariseerd
  2. bent gesolidariseerd
  3. is gesolidariseerd
  4. zijn gesolidariseerd
  5. zijn gesolidariseerd
  6. zijn gesolidariseerd
diversen
  1. solidariseer!
  2. solidariseert!
  3. gesolidariseerd
  4. solidariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for solidariseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
consolider solidair maken; solidariseren aanscherpen; bestendigen; consolideren; dragen; intensiveren; ondersteunen; schoren; schragen; sterken; sterker maken; sterker worden; steunen; stutten; toespitsen; verhevigen; versterken; verstevigen
rendre solidaire solidair maken; solidariseren
se solidariser solidair maken; solidariseren