Dutch

Detailed Translations for trap from Dutch to French

trap:

trap [de ~ (m)] noun

  1. de trap (trapje)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    l'escalier; le marchepied; l'échelle; l'escabeau
  2. de trap (voetbeweging; schop)
    – harde stoot met je voet 1
  3. de trap (opgang)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    la montée; l'escalier d'accès

trap

  1. trap
    l'interruption

Translation Matrix for trap:

NounRelated TranslationsOther Translations
coup schop; trap; voetbeweging beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; slag; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; vuistslag; zet
escabeau trap; trapje keukentrap; kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret; voetsteun
escalier trap; trapje
escalier d'accès opgang; trap
interruption trap IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; schafttijd; schaftuur; stoornis; storing; stremming; vastlopen; verbreken; verbreking; verstoring
marchepied trap; trapje opstap; trapladder; trapleer; treeplank
montée opgang; trap aangroei; aangroeiing; aanvoerweg; aanwas; aanwinst; beklimming; bestijging; bevordering; expansie; graad van doctor verkrijgen; groei; groter worden; inrit; klim; opklimmen; opklimming in rang; oprijden; oprijlaan; oprit; promotie; stijgen; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
échelle trap; trapje gamma; hiërarchie; klimladder; ladder; leer; octaaf; rang; rangorde; schaalaanwijzing; schaalverdeling; toonladder; toonschaal; trapladder; trapleer; volgorde

Related Words for "trap":


Synonyms for "trap":


Related Definitions for "trap":

  1. harde stoot met je voet1
    • hij gaf een trap tegen de bal1
  2. schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt1
    • hij gaat via de trap naar boven1
  3. vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt1
    • na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'1

Wiktionary Translations for trap:

trap
noun
  1. espace compris entre deux marches d’un escalier.
  2. Ensemble de marches
  3. Petit échassier

Cross Translation:
FromToVia
trap outarde bustard — any of several birds of the family Otididae
trap escalier; volée stair — series of steps
trap escalier staircase — stairway
trap escalier stairs — contiguous set of steps

trap form of trappen:

trappen verb (trap, trapt, trapte, trapten, getrapt)

  1. trappen (trappen geven; schoppen)
    botter; donner des coups de pied; frapper du pied
    • botter verb (botte, bottes, bottons, bottez, )

Conjugations for trappen:

o.t.t.
  1. trap
  2. trapt
  3. trapt
  4. trappen
  5. trappen
  6. trappen
o.v.t.
  1. trapte
  2. trapte
  3. trapte
  4. trapten
  5. trapten
  6. trapten
v.t.t.
  1. heb getrapt
  2. hebt getrapt
  3. heeft getrapt
  4. hebben getrapt
  5. hebben getrapt
  6. hebben getrapt
v.v.t.
  1. had getrapt
  2. had getrapt
  3. had getrapt
  4. hadden getrapt
  5. hadden getrapt
  6. hadden getrapt
o.t.t.t.
  1. zal trappen
  2. zult trappen
  3. zal trappen
  4. zullen trappen
  5. zullen trappen
  6. zullen trappen
o.v.t.t.
  1. zou trappen
  2. zou trappen
  3. zou trappen
  4. zouden trappen
  5. zouden trappen
  6. zouden trappen
en verder
  1. ben getrapt
  2. bent getrapt
  3. is getrapt
  4. zijn getrapt
  5. zijn getrapt
  6. zijn getrapt
diversen
  1. trap!
  2. trapt!
  3. getrapt
  4. trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trappen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
botter schoppen; trappen; trappen geven
donner des coups de pied schoppen; trappen; trappen geven aftrappen
frapper du pied schoppen; trappen; trappen geven stampen; stampvoeten
- lopen

Related Words for "trappen":


Wiktionary Translations for trappen:


Cross Translation:
FromToVia
trappen botter boot — kick
trappen botter; kicker kick — strike with or raise the foot or leg

Related Translations for trap