Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vaststaan:


Dutch

Detailed Translations for vaststaan from Dutch to French

vaststaan:

vaststaan verb (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan

Conjugations for vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vaststaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
être certain vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn
être sûr vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn