Dutch

Detailed Translations for verdacht from Dutch to French

verdacht:


Translation Matrix for verdacht:

NounRelated TranslationsOther Translations
critique aanmerking; beoordeling; bespreking; boekbespreking; commentaar; criticus; kritiek; opmerking; recensent; recensie
louche lepel; opscheplepel
méchant eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stouterd
sinistre catastrofe; ramp; schadegeval
suspect aangeklaagde; beklaagde; beschuldigde; gedaagde; verdachte
ModifierRelated TranslationsOther Translations
contentieuse bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht
contentieux bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht bestreden; tegengegaan; verzet
contestable bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht aanvechtbaar; bestrijdbaar; betwistbaar; dubieus; kwestieus; twijfelachtig
contesté bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht bestreden; tegengegaan; verzet
controversé bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht bestreden; tegengegaan; verzet
critique bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht benard; benauwd; cruciaal; delicaat; ernstig; essentieel; hachelijk; kardinaal; kritiek; kritisch; lastig; moeilijk; netelig; niet makkelijk; noodzakelijk; ongemakkelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; onrustbarend; penibel; precair; problematisch; van levensbelang; verontrustend; vitaal; voornaamst; wezenlijk; zorgelijk; zorgwekkend; zwaar
discutable bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht aanvechtbaar; bespreekbaar; bestrijdbaar; betwistbaar; discutabel; dubieus; kwestieus; twijfelachtig
douteuse duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
douteusement bedenkelijk; betwist; donker; dubieus; duister; glibberig; kwestieus; obscuur; omstreden; onguur; twijfelachtig; verdacht discutabel; twijfelachtig
douteux bedenkelijk; betwist; donker; dubieus; duister; glibberig; kwestieus; louche; obscuur; omstreden; onbetrouwbaar; onguur; twijfelachtig; verdacht bedoezeld; discutabel; groezelig; morsig; niet zeker; ongewis; onvast; ranzig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; twijfelachtig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
délicat bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht benard; benauwd; breekbaar; broos; delicaat; elegant; ernstig; fijn; fijn van smaak; fijnbesnaard; fijngevoelig; fijntjes; fijnzinnig; fragiel; frèle; gracieus; hachelijk; heel mooi; heerlijk; hemels; iel; kieskeurig; kostelijk; kritiek; kwetsbaar; lastig; lekker; mager; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; netelig; niet makkelijk; ongemakkelijk; overheerlijk; penibel; precair; problematisch; reuzelekker; sierlijk; slap; smakelijk; spichtig; sprieterig; subtiel; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgelezen; verfijnd; verrukkelijk; zalig; zorgelijk; zorgwekkend; zwaar; zwak
ignoble donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht banaal; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; eerloos; gefingeerd; gemeen; gluiperig; grof; infaam; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; min; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; ploertig; schunnig; schurkachtig; slecht; triviaal; vals; vuig; vunzig
litigieuse bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht
litigieux bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht aanvechtbaar; bestrijdbaar; betwistbaar; dubieus; kwestieus; twijfelachtig
louche donker; dubieus; duister; glibberig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; verdacht akelig; duivelachtig; duivels; eng; griezelig; kwaadaardig; onduidelijk; sinister; wollig
lugubre donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht akelig; beangstigend; dreigend; droefgeestig; duister; eng; griezelig; huiveringwekkend; luguber; macaber; melancholisch; naar; naargeestig; onheilspellend; sinister; somber; spookachtig
mauvais donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht arm; erg; ernstig; gemeen; giftig; inferieur; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; met slechte intentie; min; minderwaardig; niet lekker; niet smakelijk; ondermaats; ondeugdelijk; onedel; ongepast; onkies; onvertogen; slecht; snood; tweederangs; vals; van bedenkelijke aard; venijnig; verkeerd; zwak
mensonger duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht leugenachtig; niet echt; vals
mensongère duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht leugenachtig
méchant donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht achterbaks; banaal; bar slecht; bedriegelijk; doortrapt; duivelachtig; duivels; erg boosaardig; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; gluiperig; grof; honds; kwaadaardig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; pesterig; plat; platvloers; schunnig; serpentachtig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; venijnig; vunzig
obscur donker; dubieus; duister; glibberig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; verdacht boosaardig; complex; cryptisch; donker; dreigend; duister; gecompliceerd; geestelijk verward; geheimzinnig; huiveringwekkend; in de war; ingewikkeld; luguber; mysterieus; ondersteboven; onduidelijk; onheilspellend; onoverzichtelijk; onthutst; onverlicht; raadselachtig; sinister; verward; wollig
obscurément donker; dubieus; duister; glibberig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onguur; verdacht donker; dreigend; duister; huiveringwekkend; luguber; onheilspellend; onoverzichtelijk; onverlicht; sinister
sinistre donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht akelig; beangstigend; dreigend; duister; eng; griezelig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; luguber; macaber; naargeestig; onheilspellend; sinister; somber; spookachtig; triest; troosteloos; zwaarmoedig
suspect argwaan opwekkend; bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht
vil donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; min; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; vuig; vunzig
visqueux donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onguur; verdacht dik vloeibaar; dikvloeibaar; flemerig; flikflooierig; klef; kleverig; plakkerig; slijmerig; slijmig; stroopachtig; stroperig; taai-vloeibaar; viskeus

Related Words for "verdacht":


Related Definitions for "verdacht":

  1. erop voorbereid1
    • ik was er niet op verdacht dat hij kwaad zou worden1
  2. niet helemaal betrouwbaar1
    • zij gedraagt zich verdacht1

Wiktionary Translations for verdacht:

verdacht
adjective
  1. soutenu|fr Lié à une activité hors de la légalité.

Cross Translation:
FromToVia
verdacht suspect fishy — suspicious; inspiring doubt
verdacht douteux questionable — of dubious respectability or morality

verdacht form of verdenken:

verdenken verb (verdenk, verdenkt, verdacht, verdachten, verdacht)

  1. verdenken (verdacht maken; beschuldigen; incrimineren; betichten)
    soupçonner; accuser; suspecter; charger; imputer; inculper; incriminer
    • soupçonner verb (soupçonne, soupçonnes, soupçonnons, soupçonnez, )
    • accuser verb (accuse, accuses, accusons, accusez, )
    • suspecter verb (suspecte, suspectes, suspectons, suspectez, )
    • charger verb (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • imputer verb (impute, imputes, imputons, imputez, )
    • inculper verb (inculpe, inculpes, inculpons, inculpez, )
    • incriminer verb (incrimine, incrimines, incriminons, incriminez, )

Conjugations for verdenken:

o.t.t.
  1. verdenk
  2. verdenkt
  3. verdenkt
  4. verdenken
  5. verdenken
  6. verdenken
o.v.t.
  1. verdacht
  2. verdacht
  3. verdacht
  4. verdachten
  5. verdachten
  6. verdachten
v.t.t.
  1. heb verdacht
  2. hebt verdacht
  3. heeft verdacht
  4. hebben verdacht
  5. hebben verdacht
  6. hebben verdacht
v.v.t.
  1. had verdacht
  2. had verdacht
  3. had verdacht
  4. hadden verdacht
  5. hadden verdacht
  6. hadden verdacht
o.t.t.t.
  1. zal verdenken
  2. zult verdenken
  3. zal verdenken
  4. zullen verdenken
  5. zullen verdenken
  6. zullen verdenken
o.v.t.t.
  1. zou verdenken
  2. zou verdenken
  3. zou verdenken
  4. zouden verdenken
  5. zouden verdenken
  6. zouden verdenken
diversen
  1. verdenk!
  2. verdenkt!
  3. verdacht
  4. verdenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdenken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
accuser beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken aanklagen; aantijgen; beschuldigen; betichten; chargeren; insinueren; overdrijven; ten laste leggen; verdachtmaken
charger beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken aandikken; aanklagen; aantijgen; beladen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; opvullen; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken
imputer beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken aanklagen; aantijgen; beschuldigen; betichten; iets als lof zeggen; insinueren; nageven; ten laste leggen; toeschrijven
incriminer beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; overdrijven; ten laste leggen
inculper beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; overdrijven; ten laste leggen
soupçonner beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken met aandelen spelen; speculeren
suspecter beschuldigen; betichten; incrimineren; verdacht maken; verdenken

Wiktionary Translations for verdenken:

verdenken
verb
  1. het vermoeden hebben van iets slechts
verdenken
verb
  1. Avoir, concernant quelqu’un ou quelque chose, une opinion, une présomption désavantageux, mais incertaine et mêlée de doute.
  2. soupçonner, tenir pour suspect.

Cross Translation:
FromToVia
verdenken soupçonner suspect — believe to be guilty
verdenken soupçonner verdächtigen — einen Verdacht gegen jemanden haben, aussprechen

Related Translations for verdacht