Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. omlaaggaan:
  2. omlaag gaan:


Dutch

Detailed Synonyms for omlaaggaan in Dutch

omlaaggaan:

omlaaggaan verb (ga omlaag, gaat omlaag, ging omlaag, gingen omlaag, omlaaggegaan)

  1. omlaaggaan
    naar beneden lopen; naar beneden gaan; omlaaggaan

Conjugations for omlaaggaan:

o.t.t.
  1. ga omlaag
  2. gaat omlaag
  3. gaat omlaag
  4. gaan omlaag
  5. gaan omlaag
  6. gaan omlaag
o.v.t.
  1. ging omlaag
  2. ging omlaag
  3. ging omlaag
  4. gingen omlaag
  5. gingen omlaag
  6. gingen omlaag
v.t.t.
  1. ben omlaaggegaan
  2. bent omlaaggegaan
  3. is omlaaggegaan
  4. zijn omlaaggegaan
  5. zijn omlaaggegaan
  6. zijn omlaaggegaan
v.v.t.
  1. was omlaaggegaan
  2. was omlaaggegaan
  3. was omlaaggegaan
  4. waren omlaaggegaan
  5. waren omlaaggegaan
  6. waren omlaaggegaan
o.t.t.t.
  1. zal omlaaggaan
  2. zult omlaaggaan
  3. zal omlaaggaan
  4. zullen omlaaggaan
  5. zullen omlaaggaan
  6. zullen omlaaggaan
o.v.t.t.
  1. zou omlaaggaan
  2. zou omlaaggaan
  3. zou omlaaggaan
  4. zouden omlaaggaan
  5. zouden omlaaggaan
  6. zouden omlaaggaan
diversen
  1. ga omlaag!
  2. gaat omlaag!
  3. omlaaggegaan
  4. omlaaggaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

omlaag gaan:

omlaag gaan verb (ga omlaag, gaat omlaag, ging omlaag, gingen omlaag, omlaag gegaan)

  1. omlaag gaan
    omlaag gaan
    • omlaag gaan verb (ga omlaag, gaat omlaag, ging omlaag, gingen omlaag, omlaag gegaan)

Conjugations for omlaag gaan:

o.t.t.
  1. ga omlaag
  2. gaat omlaag
  3. gaat omlaag
  4. gaan omlaag
  5. gaan omlaag
  6. gaan omlaag
o.v.t.
  1. ging omlaag
  2. ging omlaag
  3. ging omlaag
  4. gingen omlaag
  5. gingen omlaag
  6. gingen omlaag
v.t.t.
  1. ben omlaag gegaan
  2. bent omlaag gegaan
  3. is omlaag gegaan
  4. zijn omlaag gegaan
  5. zijn omlaag gegaan
  6. zijn omlaag gegaan
v.v.t.
  1. was omlaag gegaan
  2. was omlaag gegaan
  3. was omlaag gegaan
  4. waren omlaag gegaan
  5. waren omlaag gegaan
  6. waren omlaag gegaan
o.t.t.t.
  1. zal omlaag gaan
  2. zult omlaag gaan
  3. zal omlaag gaan
  4. zullen omlaag gaan
  5. zullen omlaag gaan
  6. zullen omlaag gaan
o.v.t.t.
  1. zou omlaag gaan
  2. zou omlaag gaan
  3. zou omlaag gaan
  4. zouden omlaag gaan
  5. zouden omlaag gaan
  6. zouden omlaag gaan
diversen
  1. ga omlaag!
  2. gaat omlaag!
  3. omlaag gegaan
  4. omlaaggaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze