Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. outilleren:


Dutch

Detailed Synonyms for outilleren in Dutch

outilleren:

outilleren verb (outilleer, outilleert, outilleerde, outilleerden, geoutilleerd)

  1. outilleren
    outilleren
    • outilleren verb (outilleer, outilleert, outilleerde, outilleerden, geoutilleerd)

Conjugations for outilleren:

o.t.t.
  1. outilleer
  2. outilleert
  3. outilleert
  4. outilleren
  5. outilleren
  6. outilleren
o.v.t.
  1. outilleerde
  2. outilleerde
  3. outilleerde
  4. outilleerden
  5. outilleerden
  6. outilleerden
v.t.t.
  1. ben geoutilleerd
  2. bent geoutilleerd
  3. is geoutilleerd
  4. zijn geoutilleerd
  5. zijn geoutilleerd
  6. zijn geoutilleerd
v.v.t.
  1. was geoutilleerd
  2. was geoutilleerd
  3. was geoutilleerd
  4. waren geoutilleerd
  5. waren geoutilleerd
  6. waren geoutilleerd
o.t.t.t.
  1. zal outilleren
  2. zult outilleren
  3. zal outilleren
  4. zullen outilleren
  5. zullen outilleren
  6. zullen outilleren
o.v.t.t.
  1. zou outilleren
  2. zou outilleren
  3. zou outilleren
  4. zouden outilleren
  5. zouden outilleren
  6. zouden outilleren
diversen
  1. outilleer!
  2. outilleert!
  3. geoutilleerd
  4. outillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze