Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. slikken:
  2. slik:


Dutch

Detailed Synonyms for slikken in Dutch

slikken:

slikken verb (slik, slikt, slikte, slikten, geslikt)

  1. slikken
    slikken; doorslikken
    • slikken verb (slik, slikt, slikte, slikten, geslikt)
    • doorslikken verb (slik door, slikt door, slikte door, slikten door, doorgeslikt)
  2. slikken
    – beweging met je keel waardoor het eten in je maag komt 1
    slikken
    – beweging met je keel waardoor het eten in je maag komt 1
    • slikken verb (slik, slikt, slikte, slikten, geslikt)
      • je moet eerst kauwen en dan slikken1
  3. slikken
    – het zonder protest aanvaarden 1
    slikken
    – het zonder protest aanvaarden 1
    • slikken verb (slik, slikt, slikte, slikten, geslikt)
      • ze slikt bijna alles van die jongen!1
  4. slikken
    – innemen 1
    slikken
    – innemen 1
    • slikken verb (slik, slikt, slikte, slikten, geslikt)
      • zij slikte de pil1

Conjugations for slikken:

o.t.t.
  1. slik
  2. slikt
  3. slikt
  4. slikken
  5. slikken
  6. slikken
o.v.t.
  1. slikte
  2. slikte
  3. slikte
  4. slikten
  5. slikten
  6. slikten
v.t.t.
  1. heb geslikt
  2. hebt geslikt
  3. heeft geslikt
  4. hebben geslikt
  5. hebben geslikt
  6. hebben geslikt
v.v.t.
  1. had geslikt
  2. had geslikt
  3. had geslikt
  4. hadden geslikt
  5. hadden geslikt
  6. hadden geslikt
o.t.t.t.
  1. zal slikken
  2. zult slikken
  3. zal slikken
  4. zullen slikken
  5. zullen slikken
  6. zullen slikken
o.v.t.t.
  1. zou slikken
  2. zou slikken
  3. zou slikken
  4. zouden slikken
  5. zouden slikken
  6. zouden slikken
en verder
  1. ben geslikt
  2. bent geslikt
  3. is geslikt
  4. zijn geslikt
  5. zijn geslikt
  6. zijn geslikt
diversen
  1. slik!
  2. slikt!
  3. geslikt
  4. slikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "slikken":


Related Definitions for "slikken":

  1. beweging met je keel waardoor het eten in je maag komt1
    • je moet eerst kauwen en dan slikken1
  2. het zonder protest aanvaarden1
    • ze slikt bijna alles van die jongen!1
  3. innemen1
    • zij slikte de pil1

slikken form of slik:

slik [de ~ (m)] noun

  1. de slik
    de modder; het slib; de prut; de bagger; de slik; het slijk

Related Words for "slik":